Hyperglykemie meer hormonaal-metabolisch  

 Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, professional version.    Lees meer over de Merck Manuals.

Wat is het?   
Hyperglykemie is een hoge serumglucoseconcentratie > 150 mg/dL (> 8,3 mmol/L). De diagnose wordt gesteld met een serumglucosetest. De behandeling bestaat uit verlaging van de IV dextroseconcentratie of van de infusiesnelheid, of IV insuline.

De meest voorkomende oorzaak van neonatale hyperglykemie is

  • iatrogeen

Iatrogene oorzaken zijn meestal te snelle IV infusies van dextrose tijdens de eerste levensdagen bij zuigelingen met een zeer laag geboortegewicht (< 1,5 kg).

De andere belangrijke oorzaak is fysiologische stress veroorzaakt door chirurgie, hypoxie, respiratoir distress syndroom, of sepsis; schimmel sepsis vormt een speciaal risico. Bij premature kinderen kunnen een gedeeltelijk defecte verwerking van proinsuline tot insuline en relatieve insulineresistentie hyperglykemie veroorzaken. Bovendien is transiënte neonatale diabetes mellitus een zeldzame, op zichzelf staande oorzaak die zich meestal voordoet bij zuigelingen met een kleine zwangerschapsduur; corticosteroïdtherapie kan ook leiden tot transiënte hyperglykemie. Hyperglykemie komt minder vaak voor dan hypoglykemie, maar is belangrijk omdat het de morbiditeit en mortaliteit van de onderliggende oorzaken verhoogt.

Symptomen   
De symptomen en tekenen van neonatale hyperglykemie zijn die van de onderliggende aandoening.

Diagnose   

  • testen van serumglucose

De diagnose van neonatale hyperglykemie wordt gesteld met een serumglucosetest. Aanvullende laboratoriumbevindingen kunnen glycosurie en duidelijke serumhyperosmolariteit zijn.

Behandeling   

  • verlaging van IV dextroseconcentratie, -snelheid, of beide
  • soms IV insuline

Behandeling van iatrogene hyperglykemie is verlaging van de intraveneuze dextroseconcentratie (bijv. van 10% naar 5%) of van de infusiesnelheid; hyperglykemie die aanhoudt bij lage dextrose-infusiesnelheden (bijv. 4 mg/kg/minuut) kan wijzen op relatieve insulinetekort of insulineresistentie.

Behandeling van andere oorzaken is snelwerkende insuline. Een benadering is om snelwerkende insuline toe te voegen aan een IV-infuus van 10% druivensuiker met een uniforme snelheid van 0,01 tot 0,1 eenheid/kg/uur, en vervolgens de snelheid te titreren totdat de glucosespiegel is genormaliseerd. Een andere benadering is insuline toe te voegen aan een afzonderlijk infuus met 10% D/W dat gelijktijdig met het onderhoudsinfuus wordt toegediend, zodat de insuline kan worden aangepast zonder de totale infusiesnelheid te wijzigen. De respons op insuline is onvoorspelbaar en het is uiterst belangrijk de serumglucosespiegels te bewaken en de insuline-infusiesnelheid zorgvuldig te titreren.

Bij voorbijgaande neonatale diabetes mellitus moeten de glucosespiegels en de vochthuishouding zorgvuldig op peil worden gehouden totdat de hyperglykemie spontaan verdwijnt, meestal binnen enkele weken.

Vloeistoffen en elektrolyten die door osmotische diurese verloren zijn gegaan, moeten worden vervangen.


Bronnen:

  • Merck Manual, professional version
  • Beers, Marc H. (red.), 2005, 2e druk. Merck Manual Medisch Handboek. Bohn Stafleu van Loghum. 1970 blz. ISBN 978-90-313-4300-5.  blz.493, 972, 1503, 1622
  • Wiki Nederlandstalig
  • Wiki Engelstalig

Laatste wijziging: 15 meil 2022

  Einde van de pagina