Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
(Zie ook Overzicht Transplantatie) Alvleesklier transplantatie wordt gedaan bij mensen met diabetes als hun alvleesklier niet genoeg insuline kan maken. Meer dan 80% van de mensen met diabetes die een alvleeskliertransplantatie krijgen, hebben daarna een normale bloedsuikerspiegel en hebben geen insuline meer nodig, maar ze ruilen dit voordeel in voor de noodzaak om immunosuppressiva te gebruiken, met het risico op infecties en andere bijwerkingen. Omdat injecteerbare insuline een veilige en redelijk effectieve behandeling voor diabetes is, wordt het niet meer nodig hebben van insuline niet als voldoende reden voor alvleeskliertransplantatie gezien. Daarom wordt deze procedure meestal alleen gedaan bij mensen met diabetes als
Soms, als de bloedsuikerspiegel te lang te laag blijft, raken organen, waaronder de hersenen, blijvend beschadigd. Omdat diabetes vaak nierschade veroorzaakt, komen veel mensen die een alvleeskliertransplantatie nodig hebben ook in aanmerking voor een niertransplantatie. Over het algemeen krijgt meer dan 90% van de mensen die een alvleeskliertransplantatie krijgen tegelijkertijd een niertransplantatie. Een niertransplantatie vereist een buikoperatie en het gebruik van immunosuppressiva daarna, dus een alvleeskliertransplantatie op hetzelfde moment brengt weinig risico's met zich mee. Alvleesklier transplantatie kan gunstig zijn voor mensen die insuline gebruiken maar nog steeds een hoge bloedsuikerspiegel hebben en bij wie de bloedsuikerspiegel soms gevaarlijk laag wordt na het gebruik van insuline. Soms worden alleen bepaalde cellen van de alvleesklier getransplanteerd (dit wordt pancreaseilandceltransplantatie genoemd). Meer dan 95% van de mensen overleeft ten minste 1 jaar na de transplantatie. Zowel donoren als ontvangers ondergaan een pretransplantatiescreening. Deze screening wordt gedaan om er zeker van te zijn dat het orgaan gezond genoeg is voor transplantatie en dat de ontvanger geen medische aandoeningen heeft die transplantatie in de weg staan. Donoren
Als zowel een alvleesklier als een nier worden getransplanteerd, moeten ze van dezelfde donor komen. Er zijn ook delen van een alvleesklier van een levende donor gebruikt, maar deze procedure wordt zelden uitgevoerd omdat de risico's voor de donor groot zijn. Procedure
Alvleeskliertransplantatie is een grote operatie waarvoor een lange incisie in de buik en een algehele narcose nodig zijn. De eigen alvleesklier van de ontvanger wordt niet verwijderd. Meestal duurt de operatie ongeveer 3 uur en duurt het verblijf in het ziekenhuis 1 tot 3 weken. Op de dag van de transplantatie wordt gestart met medicijnen die het immuunsysteem remmen (immunosuppressiva), waaronder corticosteroïden. Deze medicijnen kunnen het risico op afstoting helpen verminderen. Complicaties Afstoting Ondanks het gebruik van immunosuppressiva treedt bij 20 tot 40% van de mensen na een alvleeskliertransplantatie (met of zonder nier) één of meerdere afstotingsaanvallen op. Wanneer tegelijkertijd een alvleesklier en een nier worden getransplanteerd, is de kans op afstoting groter, maar afstoting treedt meestal later en vaker op dan wanneer alleen een nier wordt getransplanteerd. Meestal worden beide organen afgestoten. De behandeling van afstoting heeft echter een hoog succespercentage. Bronnen:
|