Antifosfolipidensyndroom meer additioneel  meer immuunsysteem  

Wat is het?

Het antifosfolipidensyndroom (Engels: antiphospholipid syndrome, APS) is een systemische auto-immuunziekte die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van antifosfolipidenantistoffen (aPL) in het bloed. De belangrijkste uitingen van het antifosfolipidensyndroom zijn een verhoogde stollingsneiging (zich uitend in een verhoogd risico op trombose) en specifieke zwangerschapscomplicaties.

Er zijn drie testen beschikbaar om antifosfolipidenantistoffen in het bloed aan te tonen: het lupus anticoagulans (LAC), anticardiolipine-antistoffen (aCL, IgG en IgM) en anti-ß2-glycoproteïne I-antistoffen (anti-ß2GPI, IgG en IgM). In het algemeen spreekt men van het antisfosfolipidensyndroom wanneer er naast de aanwezigheid van deze antifosfolipidenantistoffen (minimaal twee keer positief getest in een tijdsbestek van 3 maanden) zich ook een uiting van de ziekte heeft voorgedaan, zoals een trombose of een zwangerschapscomplicatie.

Anticoagulantia ('bloedverdunners') zijn de belangrijkste medicijnen die voorgeschreven worden aan mensen met het antifosfolipidensyndroom.


Bronnen:

  • Wiki nl
  • Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, jaargang 167, nummer 4, blz.14-21


  Einde van de pagina