Paternosterbonen  en  Wonderbonen meer additioneel  meer verwonding, vergiftiging  

Wat is het?
Paternosterbonen en wonderbonen, hoewel ze op boontjes lijken, zijn geen eetbare peulvruchten en bevatten allebei giftige stoffen. Paternosterbonen (Abrus precatorius, bevatten abrine, een stof die vergelijkbaar is met ricine uit wonderbonen (Ricinus communis). Beide gifstoffen kunnen bij inname ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken, waaronder mucositis, gastro-intestinaal bloedverlies en multiorgaanfalen.

   Paternosterbonen (Abrus precatorius):   
Zijn zaden van een klimplant die in (sub)tropische gebieden groeit. De zaden zijn felrood met een zwart puntje en worden vaak gebruikt voor sieraden, maar bevatten het giftige abrine. Abrine is een eiwit dat de eiwitsynthese in cellen verstoort, wat ernstige schade kan veroorzaken. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn bij het hanteren van paternosterbonen en ze nooit te consumeren.

   Wonderbonen (Ricinus communis)   
De zaden van de wonderboom, een snelgroeiende eenjarige plant. De plant produceert de wonderolie (castorolie), maar de zaden zelf zijn zeer giftig door de aanwezigheid van ricine. Ricine is een eiwit dat de eiwitsynthese verstoort en bij inname ernstige vergiftigingsverschijnselen kan veroorzaken, inclusief overlijden bij inname van een kleine hoeveelheid. Zowel de zaden als de overgebleven pulp van de wonderboom zijn giftig en mogen niet geconsumeerd worden.

   Gevaren   
Zowel abrine als ricine zijn zeer toxisch en kunnen bij inname ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Het eten van zelfs een klein aantal paternosterbonen of wonderbonen kan dodelijk zijn, vooral voor kinderen. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn bij het hanteren van deze zaden en ze nooit te consumeren.

   In de tuin   
Hoewel de wonderboom mooie bladeren en bloemen heeft, is het belangrijk om de giftigheid van de zaden te onthouden. Paternosterbonen worden niet vaak in tuinen gekweekt, maar het is belangrijk om voorzichtig te zijn als je ze tegenkomt


Bronnen:

  • AI
  • Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:D6597


  Einde van de pagina