Er zijn negen types Salter-Harrisfracturen beschreven: type I tot en met V werden beschreven door Robert B Salter en W Robert Harris in 1963.
De minder vaak voorkomende type VI tot en met IX zijn later toegevoegd.
| type I |
Komt voor in ±6% van de gevallen en is een fractuur dwars door de groeischijf |
| type II |
Komt voor in ±75% van de gevallen en is een fractuur door de groeischijf en metafyse. Hierbij wordt de epifyse gespaard |
| type III |
Komt voor in ±8% van de gevallen voor en is een fractuur door de groeischijf en epifyse. Hierbij wordt de metafyse gespaard |
| type IV |
Komt voor in ±10% van de gevallen en is een fractuur door zowel de metafyse, groeischijf en epifyse |
| type V |
Komt voor in ±1% van de gevallen. Hierbij gaat het om een compressiefractuur van de groeischijf |
| type VI |
Letsel aan de structuren rondom het kraakbeen (perichondraal) |
| type VII |
Geïsoleerd letsel van de groeischijf |
| type VIII |
Geïsoleerd letsel van de metafyse, met een potentieel letsel van de endochondrale ossificatie |
| type IX |
Letsel van het periost dat mogelijk de membraneuze groei kan belemmeren |