Alle cellen in je lichaam (behalve eicellen en zaadcellen) bevatten 46 chromosomen die in 23 paren zijn gerangschikt.
Chromosoom 23 is bij mannen het XX-chromosoom, bij vrouwen het XY-chromosoom.
Alleen eicellen en zaadcellen hebben maar één chromosoom.
Eicellen hebben altijd een X-chromosoom.
Zaadcellen hebben óf een X- óf een Y-chromosoom (de verdeling is fifty-fifty).
Als een eicel bevrucht wordt door een zaadcel met een X-chromosoom, komt er een meisje: XX.
Als een eicel bevrucht wordt door een zaadcel met een Y-chromosoom, komt er een jongetje: XY.
Welke zaadcel (X- of Y-chromosoom) het eerste bij een eicel aankomt bepaalt dus het geslacht van de komende baby.
De kans op een meisje of een jongetje is 50%.
|