Stamboom van de familie Derksen, Oud-Zevenaar.   Samensteller Gerrit Speek       Copyright ©

Mijn vrouw heet Derksen. Dat is dus, na je eigen naam, de tweede familie die je genealogisch onderzoekt. De lijn van deze familie Derksen is en blijft in (Oud) Zevenaar. In 1695 huwt Otto Derrixe met Luytie Hermze en in 1705 met Enneke Beutingh. Hun nakomelingen zijn talrijk in Zevenaar en naaste omgeving. De waarheid gebiedt mij te zeggen dat er (naast deze familie?) nog zoveel Derksen's voorkomen dat ik het spoor een beetje ben kwijt geraakt. Laatste wijziging aan deze stamboom:  13 juli 2024 (dank aan Fred, Riet, Emma, Miriam, Erika, Riet, Theo, Tineke).

De nakomelingen van n.n. DERRIXE

(bruid en bruidegom analfabeet)
Zevenaar, Bev.Reg.1820-1830, blad 510 vermeld als: Dirk Derksen, geb.1790 en Maria Willemsen, geb.1761; geen kinderen.
Zevenaar, Bev.Reg.1830-1840: Theodorus en Maria niet te vinden.
Gezien de leeftijd van Maria op haar huwelijksdag (50 jaar) zijn kinderen uit dit huwelijk zeer onwaarschijnlijk.)

(bruid en bruidegom analfabeet)
Zevenaar, Bev.Reg.1840-1850: Theodorus + Johanna + 2 kinderen aanwezig.
Zevenaar, Bev.Reg.1850-1860: Theodorus + Johanna + Maria aanwezig, dus 2 kinderen totaal in dit huwelijk.)

(Afschrift des uitersen Wils van Hendrina Menting, vrouw van Gerhardus Scholten arbeider wonende in het Stegeslag onder Oud Zevenaar, dd 31 Januari 1840.
Voor Gesinus Pliester openbaar notaris van het Kanton Zevenaar, residerende te Zevenaar in het Arrondissement Arnhem, provincie Gelderland, in tegenwoordigheid der beide nagenoemde getuigen.
Is verschenen
Hendrina Menting, vrouw van Gerhardus Scholten, arbeider wonende in het Stegeslag onder Oud Zevenaar dewelke ten overstaan van gemelden notaris en in tegenwoordigheid der twee getuigen haren uitersten wil heeft verleden, die door den notaris in duidelijke bewoordingen is geschreven zooals die zakelijk door den erflaatster is opgegeven en hier volgt:
Ik maak en legatere aan mijnen man Gerhardus Scholten alles wat mij de wet toestaat aan hem te vermaken; doch wanneer mijne kinderen mij overleven verlange ik, dat dit legaat zal omvatten het vruchtgebruik mijner geheele nalatenschap, vrij van zekerheid.
Deze uiterste wil, in tegenwoordigheid der getuigen aan den notaris opgegeven en terstond in geschrift gebragt, is in tegenwoordigheid der getuigen voorgelezen en na die voorlezing is door hem in dezelfde tegenwoordigheid aan de erflaatster afgevraagd of het voorgelezene haren uitersten wil bevat. Waarvan akte.
Gedaan en verleden ten kantore van voormelden notaris te Zevenaar den een en dertigsten Jannuarij achttien honderd veertig in tegenwoordigheid van Gerhardus Heijmen en Jan Elbers, beide wonende te Zevenaar en ten dezen verzocht als getuigen, dewelke met de erflaatster en den notaris deze minute hebben onderteekend.
was getekeekend: H.Menting, G.Heijmen, J.Elbers, G.Pliester)

(Uiterste wil van Hendrina Menting, vrouw van Gerhardus Scholten, wonende in het Stegeslag onder Oud Zevenaar, dd. 19e November 1858.
Voor mij Gesinus Pliester, Notaris ter standplaats Zevenaar in het Arrondissement Arnhem, Provincie Gelderland, in tegenwoordigheid der beide nagenoemde getuigen,
verscheen:
Hendrina Menting, vrouw van Gerhardus Scholten, arbeider, wonende in het Stegeslag onder Oud-Zevenaar, Gemeente Zevenaar. Dewelke ten overstaan van mij Notaris en in tegenwoordigheid der beide getuigen haren uitersten wil heeft verleden, dien ik in duidelijke bewoordingen heb doen schrijven, zoo als die voor de Erflaatster zakelijk aan mij is opgegeven en hier volgt :
Ik bezit met mijnen man Gerhardus Scholten gemeenschappelijk het volgende
Baten:
1. Eene hofstede in 't Stegeslag onder Oud-Zevenaar bestaande uit een huis en daarbij gekocht land volgens kadaster Sectie H. no.90.53 en 377, groot negen en zestig roeden en 30 ellen, met inboedel, vee, en andere ligchamelijke roerende goederen, door ons en de kinderen te zamen geschat op eene waarde van Dertien honderd gulden.
2. Eene hofstede gelegen in Ooi onder Oud-Zevenaar, bestaande uit een huis en land bij mijnen schoonzoon Theodorus Klaassen in pacht gebruikt wordende, volgens kadaster Sectie P. no.31 en 726, groot 6 groeden, 88 ellen, geschat als boven op de som van acht honderd tachtig gulden.
3. Eene schuldvordering wegens geleend geld ten laste van mijnen schoonzoon Jan Uffing te Groessen, groot drie honderd vijftig gulden.
4. Eene dito wegens geleend geld, ten laste van mijnen schoonzoon Bernardus Ludovicus Berndsen op het Grieth bij Zevenaar, groot honderd gulden.
te zamen : fl 2630,=
Ik wil dat bij mijn overlijden mijnen man het vrije genot van dat alles zal behouden, zonder borgtogt tot aan zijnen dood toe; doch dat de eigendom van die goederen zal verkregen worden, te weten: van de hofstede en roerende goederen in 't Stegeslag door mijnen zoon Jan Derksen, voor de geschatte waarde van Dertienhonderd gulden; en van de hofstede in Ooij door mijnen schoonzoon Theodorus Klaasen en zijne vrouw Maria Derksen voor de geschatte waarde van achthonderdtachtig gulden, doch waarvan hij kan korten eene voorgeschoten som van tweehonderd gulden, zoodat hij tenslotte deswege verantwoorden zal eene som van zeshonderdtachtig gulden en overigens de vier kinderen in gelijke deelen mijne erfgenamen zullen zijn.
Ik begeer verder dat al hetgeen van nu af door gemeenschappelijken vlijt van mij en mijnen man en van den zoon Jan Derksen mogt worden overgewonnen of gespaard, uitsluitende eigendom zal zijn van dien zoon, waartegen hij al onze loopende schuld zal betalen en onze begrafenis naar standvereischte zal bekostigen. Ik wil dat na betaling van het loopende jaar pacht mijnen schoonzoon Theodorus Klaassen en zijne vrouw het vrije gebruik der hofstede in Ooij zullen behouden, mits hij voortaan jaarlijks uitkeere aan Jan Uffing en vrouw een gulden, en aan mijnen schoonzoon Berndsen en vrouw elf gulden, en dat die beide schoonzoons ..... geen verdere renten der aan hen geleende gelden zullen schuldig worden.
Ik begeer dat bij 't overlijden van den langstlevenden van mij en mijnen man tusschen mijne vier kinderen zal worden afgerekend over onzen boedel en dat door den eenen aan den anderen alsdan uitkeering en afgifte zal worden gedaan van hetgeen naar bovengemelde kaking zal verschuldigd zijn.
Zoo er van de vier kinderen voor mij mogten overlijden, zoo zullen hunne kinderen of afkomelingen in de plaats der overleden treden.
Deze uiterste wil aldus buiten de tegenwoordigheid der getuigen opgegeven en het opstel door mij Notaris gereed gemaakt zijnde, zoo heeft de Erflaatster, alvorens de voorlezing daarvan is geschied, haren wil nader zakelijk in tegenwoordigheid der getuigen opgegeven. Daarna is in tegenwoordigheid der getuigen deze uiterste wil door mij Notaris voorgelezen, en na die voorlezing door mij aan de Erflaatster afgevraagd, of het voorgelezene haren uitersten wil bevat ?
Waarvan akte.
Gedaan en verleden ten kantore van mij Notaris te Zevenaar, den negentienden November achttienhonderd achtenvijftig, in tegenwoordigheid van den Heer Jacobus Cornelis Kautsz, particulier en van Willem Mortier, arbeider, beide wonende in de Gemeente Zevenaar en ten dezen verzocht als getuigen, die zoowel als de Erflaatster aan mij Notaris bekend zijn, en die met mij deze Minute onmiddellijk na voorlezing hebben geteekend, nadat de Erflaatster in het zetten harer naamteekening verklaard had verhinderd te zijn uithoofde van beving harer regterhand.
geteekend:
J.C.Kautsz; W. Mortier; G.Pliester, Not.
Voor overeenkomstig afschrift uitgegeven aan de Erflaatster.)