Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Insulinomen zijn een type neuro-endocriene tumor van de alvleesklier. De gemiddelde leeftijd bij diagnose is 50 jaar. Slechts 10% van de insulinomen zijn kankergezwellen. Symptomen Andere symptomen zijn hoofdpijn, verwardheid, gezichtsafwijkingen, onvastheid en duidelijke veranderingen in gedrag of denken. De lage suikerspiegel in het bloed kan zelfs leiden tot bewustzijnsverlies, toevallen en coma. Diagnose De diagnose van een insulinoom kan moeilijk zijn. Artsen proberen bloedonderzoek te doen terwijl de persoon symptomen heeft en niet heeft gegeten. Bloedtests omvatten metingen van de bloedsuikerspiegel en het insulineniveau. Zeer lage glucosewaarden en hoge insulineniveaus in het bloed duiden op de aanwezigheid van een insulinoom. Omdat veel mensen slechts af en toe symptomen hebben, kunnen artsen ze in het ziekenhuis opnemen. In het ziekenhuis moet de persoon minstens 48 uur vasten, soms tot 72 uur, en wordt hij of zij nauwlettend in de gaten gehouden. In die tijd verschijnen de symptomen meestal en worden er bloedtesten gedaan om het glucose- en insulineniveau te meten. Als de bloedtests erop wijzen dat de persoon een insulinoom heeft, moet de locatie worden bepaald. Beeldvormende onderzoeken, zoals computertomografie (CT-scan) en endoscopische echografie (waarbij een kijkbuis met een ultrageluidsonde aan het uiteinde in het bovenste deel van de dunne darm wordt ingebracht) of positronemissietomografie (PET), kunnen worden gebruikt om de tumor te lokaliseren. Soms is een kijkoperatie nodig. Behandeling
De primaire behandeling van een insulinoom is operatieve verwijdering, met een genezingspercentage van ongeveer 90%. Als het insulinoom niet volledig kan worden verwijderd en de symptomen aanhouden, kunnen medicijnen zoals diazoxide of soms octreotide of lanreotide helpen voorkomen dat de bloedglucose te laag wordt. Chemotherapie kan helpen om de tumor onder controle te krijgen. Bronnen:
|