Keel en slokdarm meer spijsvertering  

 Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version.    Lees meer over de Merck Manuals.

De keel (farynx) ligt achter en onder de mond. Wanneer voedsel en vloeistoffen de mond verlaten, gaan ze door de keel. Het doorslikken van voedsel en vloeistoffen begint vrijwillig en gaat automatisch verder. Een kleine spierklep (epiglottis) sluit om te voorkomen dat voedsel en vloeistoffen via de luchtpijp (trachea) naar de longen gaan. Het achterste deel van het gehemelte klapt omhoog om te voorkomen dat voedsel en vloeistoffen via de neus naar binnen gaan. De huig, een klein flapje dat aan het zachte gehemelte vastzit, helpt voorkomen dat vloeistoffen omhoog in de neusholte terechtkomen.

(Zie ook Overzicht van het spijsverteringsstelsel).

Het spijsverteringsstelsel

De slokdarm is een dunwandig, gespierd kanaal met slijmvliezen dat de keel met de maag verbindt. Voedsel en vloeistoffen worden niet alleen door de zwaartekracht door de slokdarm gestuwd, maar ook door golven van ritmische spiersamentrekkingen die peristaltiek worden genoemd. Aan beide uiteinden van de slokdarm zitten ringvormige spieren (de bovenste en onderste slokdarmsfincters), die openen en sluiten. De slokdarmsfincters voorkomen normaal gesproken dat de maaginhoud terugstroomt in de slokdarm of keel.

Hoe de slokdarm werkt

Als iemand slikt, gaat het voedsel van de mond naar de keel, ook wel de keelholte genoemd (1). De bovenste slokdarmsfincter gaat open (2) zodat het voedsel de slokdarm in kan, waar spierbewegingen, peristaltiek genaamd, het voedsel naar beneden stuwen (3). Het voedsel passeert vervolgens het middenrif (4) en de onderste slokdarmsfincter (5) en gaat naar de maag.


Bronnen:


  Einde van de pagina