Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Het gehemelte, het dak van de mond, is verdeeld in 2 delen. Het voorste deel heeft ribbels en is hard (hard gehemelte). Het achterste deel is relatief glad en zacht (zacht gehemelte). De vochtige slijmvliezen van de mond lopen door naar buiten en vormen het roze en glanzende deel van de lippen, die bij de vermiljoenrand samenkomen met de gezichtshuid. Het lippenslijmvlies wordt weliswaar bevochtigd door speeksel, maar droogt snel uit. De huig is een smalle gespierde structuur die achter in de mond hangt en zichtbaar is als iemand “Ahh” zegt. De huig hangt aan de achterkant van het zachte gehemelte, dat de achterkant van de neus scheidt van de achterkant van de mond. Normaal hangt de huig verticaal. De tong ligt op de bodem van de mond en wordt gebruikt om voedsel te proeven en te mengen. De tong is normaal gesproken niet glad. Hij is bedekt met kleine uitsteeksels (papillen) die smaakpapillen bevatten, waarvan sommige de smaak van voedsel voelen. De smaakzin is relatief eenvoudig en onderscheidt zoet, zuur, zout, bitter en hartig (ook wel umami genoemd, de smaak van de smaakstof mononatriumglutamaat). Deze smaken kunnen over de hele tong worden waargenomen, maar bepaalde gebieden zijn gevoeliger voor elke smaak. Zoete detectoren bevinden zich op het puntje van de tong. Zoutdetectoren bevinden zich aan de voorkant van de tong. Zure detectoren bevinden zich langs de zijkanten van de tong. Bittere detectoren bevinden zich op het achterste derde deel van de tong. Geur wordt waargenomen door olfactorische receptoren hoog in de neus. De reukzin is veel complexer dan de smaakzin en onderscheidt vele subtiele variaties. De smaak- en reukzintuigen werken samen om mensen in staat te stellen smaken te herkennen en te waarderen (zie figuur Hoe mensen smaken waarnemen). De speekselklieren produceren speeksel. Er zijn 3 grote paren speekselklieren: parotis, submandibulair en sublinguaal. Naast de grote speekselklieren zijn er veel kleine speekselklieren verspreid over de mond. Speeksel gaat vanuit de klieren via kleine buisjes (ducts) de mond in. Speeksel dient verschillende doelen. Speeksel helpt bij het kauwen en eten door voedsel in klontjes te verzamelen zodat het uit de mond en door de slokdarm kan glijden en door voedsel op te lossen zodat het makkelijker geproefd kan worden. Speeksel bedekt ook voedseldeeltjes met spijsverteringsenzymen en start de spijsvertering. Na het eten spoelt de speekselvloed bacteriën weg die tandbederf (gaatjes) en andere gebitsaandoeningen kunnen veroorzaken. Speeksel helpt de binnenkant van de mond gezond te houden en voorkomt het verlies van mineralen uit de tanden. Het neutraliseert niet alleen de zuren die bacteriën produceren, maar bevat ook veel stoffen (zoals antilichamen en enzymen) die bacteriën, gisten en virussen doden. Bronnen:
|