|
Wat is het?
Kwaadaardig (kanker / tumor) gezwel van epitheelweefsel [huid- slijmvlies- en klier), met neiging tot infiltrerende groei
en metastasering (proces waarbij tumorcellen vanuit een primaire haard worden vervoerd naar een andere plaats
(meestal via bloed of lymfe), waar ze hun groei als metastase voortzetten].
Uit huid en slijmvlies vormen zich plaveiselcarcinomen.
Uit klierweefsel vormen zich adenocarcinomen.
|
N.B. carcinoom wordt ook als synoniem gebruikt voor kanker: 'carcinoma bronchiale' = longkanker.
Er zijn tientallen soorten carcinomen waarvan
basaalcarcinoom en
plaveisel carcinoom de bekendere zijn.
Pinkhof 10e druk, 1998:
- acinic cell carcinoma [E.] betrekkelijk laaggradig c. van de speekselklieren, bestaande uit cellen met opvallend basofiel cytoplasma/li>
- adenocarcinoom, carcinoom dat uitgaat van mucosa-cellen of klierepitheelcellen; syn. klierkanker.
- alveolaire-celcarcinoom, zeldzame kwaadaardige longtumor; ontstaat in de longblaasjes (alveoli) en verspreidt zich hierin langzaam en diffuus; moeilijk te behandelen.
- anuscarcinoom, maligne tumor in de anale streek, uitgaande van het anusslijmvlies of van de huid rond de anus.
- basocellulair carcinoom, maligne huidtumor, gekenmerkt door relatief trage infiltratie en zeldzame metastasering; gedraagt zich hierdoor betrekkelijk goedaar-
dig; komt veel voor op oudere leeftijd, i.h.b. op plaatsen
die veelvuldig aan zonlicht zijn blootgesteld; vertoont
histopathologische gelijkenis van de tumorcellen met de
basale cellen in de epidermis; syn. carcinoma basocellu-
lare, basalioom (minder juist term).
- blaascarcinoom, kwaadaardig gezwel, uitgaande van
het overgangsepitheel (urotheel) van de blaas; pijnloze
hematurie is het meest voorkomende symptoom; zie ook
carcinoom, overgangsepitheel--.
-
borderline carcinoma, [E.] gezwelachtige epitheelveran-
dering, op de grens van maligniteit.
-
bronchio-alveolair carcinome, adenocarcinoom van
de long dat niet van een bronchus uitgaat en zich vaak in
sterke mate in het longparenchym uitbreidt; vaak
slijmsecernerend; wat betere prognose dan het
bronchus-c.
-
bronchuscarcinoom, een van bronchusepitheel
uitgaand carcinoom; naar de microscopische bouw te
onderscheiden in verhoornend en niet-verhoornend
plaatepitheelcarcinoom, polymorfcellig carcinoom,
havercel-(`oat cell'-)carcinoom, adenocarcinoom;
syn. carcinoma pulmonum.
-
carcinoma colloides, i colloidcarcinoom, c.met colloide
degeneratie; 2 c.dat uitgaat van slijmproducerende
cellen.
-
cervixcarcinoom, maligne tumor die uitgaat van de
epitheliale structuren van de cervix; in 90-95% van de
gevallen betreft het een planocellulair carcinoom;
classificatie volgens de FIGO-indeling; hiervan is ook de
prognose afhankelijk.
-
cholangiocarcinoom, kwaadaardige tumor van de
galgangen; 5 tot to procent van de primaire levertumo-
ren is een cholangiocarcinoom.
-
choledochuscarcinoom, zie galwegcarcinoom.
choriocarcinoom, chorio-epithelioom, zie chorione-
pithelioom.
-
cilindercelcarcinoom, carcinoom, bestaande uit
gewoekerde cilindercellen.
-
carcinoma in situ (CIS), syn. CIN III intra-epitheliaal c.
met intacte basale membraan; meestal van de cervix
uteri; zie ook cervixcarcinoom.
-
carcinoma intraepitheliale, zie c. in situ.
-
clear-cell-carcinoom [
-
carcinoma mammae, zie mammacarcinoom.
-
carcinoma mastitoides, snel groeiend mammacarci-
noom met prikkelingsverschijnselen die het beeld op dat
van een acute mastitis doen lijken.
-
carcinoma medullare, mergkanker, snel groeiend, met
veel kankerparenchym en weinig stroma; syn. soft cancer
(deze tumoren hebben bij microscopisch onderzoek
enigszins het aspect van ruggenmergsubstantie).
-
carcinoma mucoides, carcinoma myxomatodes,
slijmkanker, solide of klierachtig adenocarcinoom met
atypische slijmproductie van de carcinoomcellen, of
colloIde degeneratie.
-
coloncarcinoom, maligne tumor in de dikke darm;
meest voorkomend is het adenocarcinoom; de gemid-
delde leeftijd van de patient is 75 jaar; symptomen
kunnen zijn: ijzergebrekanemie, veranderingen in de
stoelgang, bloed bij de ontlasting en melaena.
-
comedocarcinoom, mammacarcinoom dat kliergangen
bevat die gevuld zijn met ingedikt secreet.
-
corpuscarcinoom, zie endometriumcarcinoom.
-
carcinoma pulmonum, longkanker; l bronchuscarci-
noom; z alveolaire-cellen-c.
-
carcinoma uteri, baarmoedercarcinoom; zie ook
-
cervix-c., corpus-c.
-
cystocarcinoom, carcinoom met (grote) holten.
-
endometriumcarcinoom, c., uitgaande van het
slijmvlies van de uterusholte; vroeger aangeduid als
corpuscarcinoom.
-
epidermofdcarcinoom, plaatepitheelcarcinoom met
epidermis-achtige beelden (stekelcellen, verhoorning).
fibrocarcinoom, carcinoom met veel fibreus weefsel; zie
ook scirrhus.
-
galwegcarcinoom, maligne tumor van de galwegen;
zeldzaam; papillair, nodulair of diffuus stricturerend;
het eerste symptoom is vaak een obstructie-icterus
zonder andere verschijnselen; de prognose is slecht, met
name bij een proximaal gelegen galwegcarcinoom.
-
havercelcarcinoom, longcarcinoom, bestaande uit
haverkorrelvormige cellen; syn. oat-cell carcinoma [E.].
-
hepatocellulair carcinoom, maligne levertumor,
uitgaande van de hepatocyt; geassocieerd met chronische
hepatitis-B of -C, levercirrose en overmatig alcoholge-
bruik; gekenmerkt door hepatomegalie, buikpijn,
geelzucht en gewichtsverlies; vormt 90 procent van alle
primaire levertumoren; syn. hepartoom, levercelcarci-
noom.
-
intervalcarcinoom, tumor die wordt ontdekt in het
interval tussen twee screeningsonderzoeken naar de
betreffende tumor.
-
larynxcarcinoom, kwaadaardig gezwel van de larynx,
waarvan het plaveiselcelcarcinoom het meest voorkomt;
oorzakelijke factoren zijn o.a. roken en besmetting met
het papilloma-virus type 30.
-
levercelcarcinoom, zie carcinoom, hepatocellulair
maagcarcinoom, kwaadaardige tumor in de maag;
veelal een adenocarcinoom; gaat gepaard met anorexie,
anemic, passageklachten, braken, vermagering, recto-
sternale of epigastrische pijn en maagbloeding.
-
maagstompcarcinoom, carcinoom dat zich na (gemid-
deld 25) jaren ontwikkelt in de na een maagresectie
overgebleven maagstomp.
-
mammacarcinoom, carcinoom van de borstklier;
syn. borstkanker.
-
medullair schildkliercarcinoom, c., uitgaande van de
parafolliculaire cellen met afzetting van amyloid in het
stroma; dit carcinoom kan calcitonine en evt. andere
peptide hormonen vormen.
-
muco-epidermoid carcinoom van de speekselklie-
ren, c. van de speekselklieren met plaveisel-epitheelach-
tige en slijmvormende partijen.
-
nasofaryngeaal carcinoom, voornamelijk in Zuidoost-
AzIe voorkomend kwaadaardig gezwel van de naso-
pharynx, mogelijk veroorzaakt door het Epstein-Barr-
virus; bij een ongedifferentieerd carcinoom worden
meestal hoge titers tegen dit virus gevonden, die dalen
bij succesvolle behandeling; syn. nasofaryngeaal carci-
noom.
-
niercarcinoom, maligne tumor van het nierparenchym,
veelal met delen van verschillende histologische opbouw,
bloedingen en necrose; het geringe aantal vroege klach-
ten (i.h.b. hematurie) bemoeilijkt het stellen van de
diagnose en verslechtert hierdoor de prognose.
occult carcinoom, symptoomloze primaire tumor
waarbij een metastase de eerste klinische verschijnselen
geeft.
-
oesophaguscarcinoom, kwaadaardige tumor van de
slokdarm, meestal in het middelste eenderde deel van de
slokdarm, met snel progressieve dysfagie en fistel-
vorming met de trachea of met een bronchus.
-
osteocarcinoom, beenkanker, beencarcinoom.
-
ovariumcarcinoom, kwaadaardige tumor van de
eierstokken; meest voorkomend zijn epitheliaalceltumo-
ren, minder vaak kiemceltumoren of sex-cord-stromatu-
moren; wordt vaak laat ontdekt, m.a.g. een slechte
prognose.
-
overgangsepitheelcarcinoom, c., bestaande uit cellen
die gelijkenis vertonen met overgangsepitheel; komt
voor in de urine-afvoerwegen, i.h.b. in de urineblaas.
-
pancreascarcinoom, kwaadaardige tumor van de
alvleesklier die zich meestal in de kop van het orgaan
bevindt; gaat gepaard met vermagering, buikpijn,
anorexie, icterus en misselijkheid; roken van sigaretten
lijkt de kans op het ontstaan van de tumor to vergroten;
de prognose is slecht; words veelal ontdekt doordat deze
de ductus choledochus dichtdrukt en zo tot een obstruc-
tie-icterus leidt; syn. pancreaskopcarcinoom.
-
peniscarcinoom, kwaadaardige tumor van de penis;
veelal betreft het een plaveiselcelcarcinoom van het
praeputium of de glans penis; komt vnl. voor bij
mannen tussen 5o en 8o jaar; circumcisie en een goede
hygiene (chronische irritatie door smegma zou carcino-
geen zijn) gaan gepaard met een lager risico.
-
plaatepitheelcarcinoom, zie carcinoma planocellulare.
-
planocellulair carcinoom, zie carcinoom, spinocellu-
lair -^-.
-
prostaatcarcinoom, tumor in de prostaat, begint na
het 40e levensjaar, groeit langzaam, metastaseert naar de
beenderen; bij de helft van de mannen zijn in prostaat-
coupes gedeelten te vinden die op carcinoom lijken,
maar klinisch geen symptomen veroorzaken.
-
psammocarcinoom [G., psammos = zand] carcinoom
waarin zandachtige korrels ontstaan, o.a. bij ovarium-
carcinoom.
-
rectumcarcinoom, carcinoom in het rectum dat zich
veelal ontwikkelt uit een adenomateuze darmpoliep;
kan gepaard gaan met anaal bloedverlies en geeft
aanleiding tot een veranderd defecatiepatroon;
syn. endeldarmkanker.
-
romphuidcarcinoom, zeer oppervlakkig groeiend
basalioom met roodheid en schilfering, waardoor het
enigszins lijkt op psoriasislaesie, echter met geinfil-
treerde rand en teleangiectasieen; zie ook basalioom.
-
sarcocarcinoom, zie carcinoomsarcoom.
-
carcinoma scirrhosum, zie scirrhus.
-
slokdarmcarcinoom, zie carcinoom, oesophagus-.
-
spinocellulair carcinoom, c. van huid of slijmvlies,
ontwikkelt zich soms uit precarcinoom, keratoma senile,
leukoplakie, is opgebouwd uit cellen van het stratum
spinosum; syn. stekelcellencarcinoom; zie ook spinalioom,
cancroid.
-
stompcarcinoom, veelal wordt hiermee een carcinoom
bedoeld dat ontstaan is in de cervixstomp na supravagi-
nale uterusextirpatie of in een restmaag na maagresec-
tie.
-
teratocarcinoom, maligne tumor van kiemcellen,
bestaand uit gedifferentieerde cellen en ongedifferen-
tieerde embryonale cellen; de gedifferentieerde weefsels
zijn uit de ongedifferentieerde cellen ontstaan; groeit
snel, penetreert kapsel vroeg en metastasen komen veel
voor; gemiddelde patientleeftijd bij voorkomen van t. is
18 jaar; zie ook teratoom, kiemceltumor.
-
testiscarcinoom, zie tumor, testis-.
-
thymuscarcinoom, tumor, uitgaande van thymusweef-
sel; bevat vaak veel lymfoide cellen en is soms maligne;
syn. thymoom.
-
tongcarcinoom, carcinoom van de tong; voorkeursloca-
tie is het middelste eenderde gedeelte van de tongrand,
voorts de tongbasis; omvat 30 % v.d. orofarynxtumoren.
-
ulcuscarcinoom, carcinoom dat zich uit een ulcus
ventriculi ontwikkelt.
-
urotheelcarcinoom, zie carcinoom, overgangsepi-
theel -^- .
-
vaginacarcinoom, maligne tumor, uitgaande van het
vaginaslijmvlies; betreft vrijwel altijd een plaveiselcel-
carcinoom; classificatie volgens FIGO-indeling.
-
verruceus carcinoom, langzaam groeiende exofytische
tumor op de slijmvliezen, variant van het spinocellulaire
carcinoom, bestaande uit hoog-gedifferentieerd epitheel
met geringe atypie en oppervlakkig uitgebreide hoornaf-
zetting; er treden pas laat lymfekliermetastasen op.
-
vulvacarcinoom, maligne tumor, uitgaande van de
epitheliale structuren van de vulva; in 90% van de
gevallen betreft het een spinocellulair carcinoom,
meestal verhoornend en hoog gedifferentieerd; de
lymfogene metastasering treedt vaak laat op; komt
voornamelijk op oudere leeftijd voor.
Bronnen:
- Everdingen, J.J.E. van & Eerenbeemt, A.M.M. van den. (2012, 12e dr.). Pinkhof Geneeskundig Woordenboek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 1522 pagina's. ISBN 978-90-313-9121-9
- Jochems, A.A.F. & Joosten, F.W.M.G. (2014, 31e dr.). Coëlho zakwoordenboek der Geneeskunde Amsterdam: Reed Business. 1084 blz. ISBN 978-90-352-3718-6
|