Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Artsen behandelen mensen al vele duizenden jaren. De vroegste schriftelijke beschrijving van medische behandelingen komt uit het oude Egypte en is meer dan 3500 jaar oud. Zelfs daarvoor gaven genezers en sjamanen waarschijnlijk al kruiden en andere remedies aan zieken en gewonden. Een paar remedies, zoals die voor sommige eenvoudige breuken en kleine verwondingen, waren effectief. Maar tot voor kort werkten veel medische behandelingen niet en waren sommige zelfs schadelijk. Tweehonderd jaar geleden waren gebruikelijke remedies voor een breed scala aan aandoeningen onder andere het opensnijden van een ader om een halve liter bloed of meer te verwijderen en het geven van verschillende giftige stoffen om braken of diarree te veroorzaken, waardoor het lichaam “gezuiverd” werd van ziektes - allemaal gevaarlijk voor een zieke of gewonde persoon. Zo'n 125 jaar geleden vermeldde 'De Handleiding' (Merck's Manual of the Materia Medica. 1th Edition, 1899), naast een aantal nuttige maar mogelijk giftige medicijnen zoals aspirine en digitalis, ook cocaïne als behandeling voor alcoholmisbruik, arsenicum en tabaksrook als behandeling voor astma en zwavelzuur neusspray als behandeling voor verkoudheid. Artsen dachten dat ze mensen hielpen. Het is natuurlijk niet eerlijk om van artsen in het verleden te verwachten dat ze wisten wat wij nu weten, maar waarom hadden artsen ooit gedacht dat iemand met astma baat zou kunnen hebben bij tabaksrook? Er waren veel redenen waarom artsen in het verleden zulke ineffectieve (en soms schadelijke) behandelingen aanraadden en waarom mensen ze accepteerden:
Het belangrijkste is echter dat artsen niet zeker wisten welke behandelingen werkten, omdat medicijnen en procedures niet rigoureus werden geëvalueerd door formele, gestructureerde klinische studies. Behandeling en herstel: Oorzaak en gevolg? Deze manier van denken is ook de reden waarom men dacht dat sommige ineffectieve medische behandelingen wel werkten. Als bijvoorbeeld de koorts van een zieke afnam nadat de dokter een halve liter bloed had afgetapt of de sjamaan een bepaalde spreuk had uitgesproken, dan namen de mensen natuurlijk aan dat die handelingen de koorts hadden doen afnemen. Voor de persoon die wanhopig op zoek was naar verlichting, was beter worden al het bewijs dat nodig was. Helaas waren de ogenschijnlijke oorzaak-gevolgrelaties die in de vroege geneeskunde werden waargenomen zelden correct, maar het geloof erin was genoeg om eeuwen van ineffectieve remedies in stand te houden. Hoe kon dit gebeuren? Soms worden mensen spontaan beter. In tegenstelling tot “zieke” levenloze voorwerpen (zoals een gebroken bijl of een gescheurd overhemd), die beschadigd blijven totdat ze door iemand gerepareerd zijn, worden zieke mensen vaak vanzelf beter (of ondanks de zorg van hun arts) als het lichaam zichzelf geneest of de ziekte zijn beloop heeft. Verkoudheid is binnen een week over, migraine duurt meestal een dag of twee en symptomen van voedselvergiftiging kunnen binnen 12 uur stoppen. Sommige mensen herstellen zelfs van levensbedreigende aandoeningen, zoals een hartaanval of longontsteking, zonder behandeling. Symptomen van chronische ziekten (zoals astma of sikkelcelziekte) komen en gaan. Veel behandelingen kunnen dus effectief lijken als ze voldoende tijd krijgen, en elke behandeling die wordt gegeven in de buurt van het moment van spontaan herstel kan dramatisch effectief lijken. Het placebo-effect kan hiervoor verantwoordelijk zijn. Geloof in de kracht van een behandeling is vaak genoeg om mensen zich beter te laten voelen. Hoewel geloof er niet voor kan zorgen dat een onderliggende aandoening, zoals een gebroken bot of diabetes, verdwijnt, voelen mensen die geloven dat ze een sterke, effectieve behandeling krijgen zich vaak beter. Pijn, misselijkheid, zwakte en veel andere symptomen kunnen afnemen, zelfs als een pil geen werkzame bestanddelen bevat en mogelijk geen baat heeft, zoals een “suikerpil” (een placebo genoemd). Wat telt is de overtuiging. Het placebo-effect werkt soms omgekeerd: mensen in klinische studies die een suikerpil krijgen in plaats van een medicijn, ontwikkelen soms een bijwerking die geassocieerd wordt met het geteste medicijn (nocebo-effect). Een ineffectieve (of zelfs schadelijke) behandeling voorgeschreven door een zelfverzekerde arts aan een vertrouwende, hoopvolle persoon resulteert vaak in een opmerkelijke verbetering van de symptomen. Deze verbetering wordt het placebo-effect genoemd. Mensen kunnen dus een daadwerkelijk (niet alleen waargenomen) voordeel ervaren van een behandeling die geen duidelijk effect heeft op de ziekte zelf. Huidig onderzoek suggereert dat er een biologische basis is voor het placebo-effect bij sommige aandoeningen, ook al is dat effect niet gericht op de eigenlijke ziekte. Waarom is het belangrijk? Sommige mensen beweren dat het enige belangrijke is of een behandeling ervoor zorgt dat mensen zich beter voelen. Het maakt niet uit of de behandeling daadwerkelijk “werkt”, dat wil zeggen, invloed heeft op de onderliggende ziekte. Dit argument kan redelijk zijn als het symptoom het probleem is, zoals bij veel alledaagse pijntjes en kwaaltjes, of bij ziektes zoals verkoudheid, die over het algemeen vanzelf overgaan. In zulke gevallen schrijven artsen soms behandelingen voor die weinig effect hebben op de ziekte en in plaats daarvan de symptomen op zijn minst gedeeltelijk verlichten door het placebo-effect. Bij gevaarlijke of mogelijk ernstige aandoeningen, of wanneer de behandeling zelf bijwerkingen kan veroorzaken, is het echter belangrijk dat artsen alleen een behandeling voorschrijven die echt werkt. De potentiële voordelen van een behandeling moeten worden afgewogen tegen de potentiële nadelen. Medicijnen met veel bijwerkingen kunnen bijvoorbeeld de moeite waard zijn voor mensen met levensbedreigende ziekten, zoals kanker. Sommige medicijnen tegen kanker kunnen ernstige schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan de nieren of het hart, maar deze risico's zijn vaak aanvaardbaar omdat het alternatief (de gevolgen van onbehandelde kanker) waarschijnlijk erger is dan de bijwerkingen van de medicijnen. Hoe artsen proberen te leren wat werkt Artsen die een bepaalde term gebruikten, hadden het vaak over totaal verschillende ziekten. In de 18e en 19e eeuw werd de diagnose “waterzucht” bijvoorbeeld gegeven aan mensen met opgezwollen benen. We weten nu dat zwelling het gevolg kan zijn van hartfalen, nierfalen of een ernstige leverziekte - heel andere ziekten die niet op dezelfde behandelingen reageren. Op dezelfde manier kregen veel mensen die koorts hadden en ook braakten de diagnose “galachtige koorts”. We weten nu dat veel verschillende ziekten koorts en braken veroorzaken, zoals tyfus, malaria, blindedarmontsteking en hepatitis. Pas toen nauwkeurige, wetenschappelijk onderbouwde diagnoses rond het begin van de 20e eeuw de gewoonste zaak van de wereld werden, konden artsen effectief behandelingen gaan evalueren. Ze moesten echter nog bepalen hoe ze een behandeling het beste konden evalueren. Om dit te kunnen doen, ontwikkelden artsen en klinische wetenschappers strenge methoden, waaronder klinische proeven, om de effecten van specifieke behandelingen te bestuderen bij grotere groepen patiënten met een bepaalde ziekte. Dit proces werd de basis van klinisch onderzoek - de zoektocht om meer te begrijpen over de complexe relatie tussen gezondheid en ziekte bij mensen en populaties. Steekproefgrootte Controlegroepen
Studies met een controlegroep worden gecontroleerde studies genoemd. Tijdsbestek Een beperking bij het maken van vergelijkingen met resultaten uit een eerder tijdperk is dat andere vorderingen in de algemene medische zorg in de tijd tussen de oude en de nieuwe behandeling verantwoordelijk kunnen zijn voor een beter resultaat. Het is bijvoorbeeld niet gepast om de resultaten van mensen die in 2021 zijn behandeld te vergelijken met mensen die in 1971 zijn behandeld. In één voorbeeld werd maagzweer oorspronkelijk behandeld met een melk- en roomdieet of een operatie, daarna met medicijnen die het maagzuur blokkeren en meer recent met antibiotica (om Helicobacter pylori-infecties in de maag te behandelen). Bij vergelijkingen van behandelingen die in de loop der tijd zijn gebruikt, moet rekening worden gehouden met de veranderingen in het begrip van het ziekteproces. Toekomst gerichte studies kunnen de problemen met historische controlegroepen helpen vermijden. Bij prospectief onderzoek proberen artsen tegelijkertijd behandelgroepen en controlegroepen te maken en de resultaten van de behandeling te observeren terwijl deze zich ontwikkelen. Relevante kenmerken van de mensen in de behandel- en controlegroepen moeten vergelijkbaar zijn. Als het resultaat dat wordt onderzocht bijvoorbeeld overlijden als gevolg van kanker of hartaandoeningen is, moeten de leeftijden en andere factoren (zoals rookgeschiedenis of aanwezigheid van diabetes) van de mensen in elke groep vergelijkbaar zijn omdat overlijden vaker voorkomt bij mensen met deze andere risicofactoren. Appels met perens vergelijken In het eerste voorbeeld van een historische controle, als de groep mensen die de nieuwe behandeling (behandelgroep) voor malaria kreeg, bestond uit voornamelijk jonge mensen met een milde ziekte, en de eerder behandelde (controle)groep bestond uit oudere mensen met een ernstige ziekte, dan zou het goed kunnen dat de mensen in de behandelgroep het beter deden, simpelweg omdat ze jonger en gezonder waren. Zo zou een nieuwe behandeling ten onrechte beter kunnen lijken te werken. Naast leeftijd en ernst van de ziekte moet er ook rekening worden gehouden met veel andere factoren, zoals:
Artsen hebben veel verschillende methoden geprobeerd om ervoor te zorgen dat de groepen die worden vergeleken zo veel mogelijk op elkaar lijken, maar er zijn 2 belangrijke benaderingen:
Case-control studies lijken zinvol. Als een arts bijvoorbeeld een nieuwe behandeling voor hoge bloeddruk (hypertensie) bestudeert en iemand in de behandelgroep is 42 jaar oud en heeft diabetes, dan zou de arts proberen om een 40-jarige persoon met hypertensie en diabetes in de controlegroep te plaatsen. Er zijn echter zoveel verschillen tussen mensen, waaronder verschillen waar de arts niet eens aan denkt, dat het bijna onmogelijk is om opzettelijk een exacte match te maken voor elke persoon in een onderzoek. Bij gerandomiseerde onderzoeken wordt het risico dat verschillen tussen groepen de studieresultaten beïnvloeden op een heel andere manier verkleind. De beste manier om een overeenkomst tussen groepen te garanderen is door gebruik te maken van de wetten van waarschijnlijkheid en willekeurig (meestal met behulp van een computerprogramma) mensen met dezelfde ziekte aan verschillende groepen toe te wijzen. Vergelijkbaarheid van de groepen is waarschijnlijker als de groepen gematcht worden aan de hand van bekende variabelen zoals leeftijd, geslacht en de aanwezigheid van andere ziekten. Een uniek belangrijk voordeel van randomisatie is echter dat alle factoren die het studieresultaat beïnvloeden, maar onbekend zijn (en dus niet gematcht kunnen worden tussen groepen), waarschijnlijk willekeurig verdeeld worden over de deelnemers en groepen. Hoe groter de groep, hoe groter de kans dat mensen in elke groep vergelijkbare kenmerken hebben. Toekomst gerichte, gerandomiseerde onderzoeken zijn de beste manier om er zeker van te zijn dat een behandeling of test wordt vergeleken tussen gelijkwaardige groepen. Andere factoren elimineren Het placebo-effect is een andere belangrijke factor. Mensen die weten dat ze een echte, nieuwe behandeling krijgen in plaats van geen behandeling (of een oudere, vermoedelijk minder effectieve behandeling) verwachten vaak dat ze zich beter zullen voelen. Aan de andere kant verwachten sommige mensen meer bijwerkingen van een nieuwe, experimentele behandeling. In beide gevallen kunnen deze verwachtingen de effecten van de behandeling overdrijven, waardoor deze effectiever lijkt of meer complicaties heeft dan in werkelijkheid het geval is. Blindering, ook wel maskering genoemd, is een techniek die wordt gebruikt om de problemen van het placebo-effect (nocebo) te verminderen. Er zijn 2 algemene soorten blindering: enkelvoudige en dubbele blindering.
Niet alle medische onderzoeken kunnen dubbelblind zijn. Bijvoorbeeld, chirurgen die 2 verschillende chirurgische procedures bestuderen, weten natuurlijk welke procedure ze uitvoeren (hoewel de mensen die de procedures ondergaan niet op de hoogte mogen zijn). In zulke gevallen zorgen artsen ervoor dat de mensen die de uitkomst van de behandeling evalueren geblindeerd zijn over wat er gedaan is, zodat ze de resultaten niet onbewust kunnen beïnvloeden. Als er al een effectieve behandeling voor een ernstige ziekte bestaat, kan het onethisch zijn om de controlegroep alleen een placebo te geven. In die situaties kunnen behandelingen nog steeds vaak worden geëvalueerd met behulp van andere onderzoeksopzetten, zoals in de volgende voorbeelden:
In elk van de benaderingen moeten de stoffen voor elk van de behandelingen er identiek uitzien voor de deelnemers en, in het geval van een dubbelblind onderzoek, voor het onderzoekspersoneel. Als de behandelgroep een rode, bittere vloeistof krijgt, dan moet de controlegroep ook een rode, bittere vloeistof krijgen. Als de behandelgroep een heldere oplossing krijgt toegediend via een injectie, dan moet de controlegroep een soortgelijke injectie krijgen. Belangrijke overwegingen bij het toepassen van de resultaten van klinische trials op de praktijk is dat mensen die zich vrijwillig aanmelden voor klinische trials mogelijk niet precies hetzelfde zijn als de patiënten in de praktijk of het ziekenhuis die de behandeling krijgen. Ook is het mogelijk dat de extreem gereguleerde zorg en observatie in klinische onderzoeken niet hetzelfde is als in de routinematige klinische praktijk. Een klinisch onderzoeksontwerp kiezen
Deze opzet maakt het mogelijk om de effectiviteit van een behandeling het duidelijkst vast te stellen. In sommige situaties is deze proefopzet echter niet mogelijk. Bijvoorbeeld, bij zeer zeldzame ziekten is het vaak moeilijk om genoeg mensen te vinden voor een gerandomiseerde trial. In die situaties kunnen retrospectieve case-control trials worden uitgevoerd. Diversiteit Bronnen:
|