Ongeveer 20% van de volwassenen krijgt op enig moment in zijn leven te maken met een psychische aandoening. Vier van de tien hoofdoorzaken van beperkingen door ziekte bij mensen vanaf 5 jaar betreffen een dergelijke aandoening. Van deze tien hoofdoorzaken is depressie de belangrijkste. Toch zoekt slechts ongeveer de helft van de psychisch zieke mensen professionele hulp. Mensen met een psychische aandoening worden nog steeds gestigmatiseerd, ondanks de geweldige vooruitgang die is geboekt in onze kennis over deze aandoeningen en hun behandeling. Deze mensen krijgen bijvoorbeeld zelf de schuld van hun ziekte of worden als lui of onverantwoordelijk gezien. Een psychische aandoening wordt als minder reëel of gerechtvaardigd/ ‘terecht' beschouwd. Overheid en verzekeringen zijn daarom minder geneigd te betalen voor de behandeling ervan. Ouders worden er soms van beschuldigd hun kinderen psychisch ziek te maken. Mensen met een psychische aandoening worden soms gemeden in hun woon- en werkomgeving en in het sociale leven. Volgens de huidige (2002) inzichten wordt een psychische aandoening veroorzaakt door een complexe wisselwerking tussen erfelijke factoren en omgevingsfactoren. Chemische stoffen in de hersenen, ‘neurotransmitters' genaamd, lijken bij sommige van die aandoeningen te zijn ontregeld. Uit onderzoek blijkt dat er bij veel psychische aandoeningen een erfelijke component aanwezig is. Een erfelijke kwetsbaarheid kan samen met bepaalde stressoren in iemands gezinsleven, sociale leven of werksituatie een psychische aandoening veroorzaken. Het is niet altijd gemakkelijk om onderscheid te maken tussen psychische aandoeningen en normaal gedrag. Het is bijvoorbeeld moeilijk om normaal verdriet, zoals bij de dood van iemands partner of kind, van een depressie te onderscheiden. Als iemand zich zorgen over zijn werk maakt of stress ervaart, gaat het nogal ver om dit een angststoornis te noemen. De meeste mensen ervaren deze gevoelens immers wel eens. Het is moeilijk aan te geven waar nog sprake is van bepaalde persoonlijkheidskenmerken en waar een persoonlijkheidsstoornis begint. Psychische gezondheid en een psychische stoornis liggen in elkaars verlengde. Deïnstitutionalisering Uit onderzoek is gebleken dat de wisselwerking tussen gezin en patiënt zowel een positief als een negatief effect op de psychische aandoening kan hebben. Daarom zijn er technieken ontwikkeld op het gebied van gezinstherapie waardoor het minder vaak nodig is mensen met een chronische psychische aandoening opnieuw op te nemen. Tegenwoordig maakt het gezin van mensen met een psychische aandoening meer dan ooit deel uit van het behandelproces. Ook de huisarts speelt een belangrijke rol bij de terugkeer van deze mensen in de maatschappij. Mensen die wel moeten worden opgenomen, hoeven tegenwoordig minder vaak te worden geïsoleerd of gefixeerd dan voorheen en worden vaak al snel weer ontslagen en verder behandeld tijdens dagbehandelingen. Deze alternatieven zijn minder duur: er is minder personeel nodig, de nadruk ligt op groepstherapie in plaats van op individuele therapie en de mensen slapen thuis of in een tijdelijk opvangcentrum. De deïnstitutionalisering is echter niet zonder problemen verlopen. Mensen met een psychische aandoening die geen bedreiging voor zichzelf of voor anderen vormen, kunnen niet meer tegen hun wil worden opgenomen of behandeld. Hierdoor komt het voor dat psychisch zieke patiënten dakloos worden. Hoewel deze wettelijke maatregelen bedoeld zijn om de burgerrechten te beschermen, wordt het hierdoor moeilijker om veel van deze mensen, van wie sommigen zeer verward kunnen zijn, de noodzakelijke behandeling te bieden. Het daklozenprobleem heeft bovendien ook zijn weerslag op de maatschappij.
Sociale ondersteuning Sommige zelfhulpgroepen, zoals Anonieme Alcoholisten, richten zich op verslavingen. Andere organisaties behartigen de belangen van bepaalde groepen, zoals gehandicapten of ouderen. Weer andere organisaties verlenen steun aan familieleden van mensen met psychische aandoeningen. Bronnen:
|