Effecten van veroudering op de urinewegen meer nieren, urinewegen  

 Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version.    Lees meer over de Merck Manuals.

Wat is het?
Als mensen ouder worden, treden er een aantal veranderingen op in het hele urogenitale stelsel.

Leeftijdgerelateerde veranderingen in de nieren
Naarmate mensen ouder worden, neemt het gewicht van de nieren langzaam maar zeker af. Na ongeveer de leeftijd van 30 tot 40 jaar ondergaat ongeveer tweederde van de mensen (zelfs degenen die geen nierziekte hebben) een geleidelijke afname in de snelheid waarmee hun nieren het bloed filteren. Dit suggereert dat andere factoren dan leeftijd van invloed kunnen zijn op de nierfunctie.

Naarmate mensen ouder worden, vernauwen de slagaders die de nieren van bloed voorzien. Omdat de vernauwde slagaders mogelijk niet meer genoeg bloed leveren voor nieren van normale grootte, kan de niergrootte afnemen. Ook worden de wanden van de kleine slagaders die naar de glomeruli stromen dikker, waardoor de functie van de resterende glomeruli afneemt. Deze verliezen gaan gepaard met een afname van het vermogen van de nefronen om afvalstoffen en veel geneesmiddelen uit te scheiden en een onvermogen om urine te concentreren of te verdunnen en zuur uit te scheiden.

Ondanks de leeftijdgerelateerde veranderingen blijft de nierfunctie echter voldoende om aan de behoeften van het lichaam te voldoen. Veranderingen die optreden bij het ouder worden, veroorzaken op zichzelf geen ziekte, maar de veranderingen verminderen wel de hoeveelheid reserve nierfunctie die beschikbaar is. Met andere woorden, het kan zijn dat beide nieren op bijna hun volledige capaciteit moeten werken om alle normale nierfuncties uit te voeren. Dus zelfs een kleine beschadiging van een of beide nieren kan leiden tot een verlies van nierfunctie.

Leeftijdsgerelateerde veranderingen in de urineleiders
De urineleiders veranderen niet veel met de leeftijd, maar de blaas en de plasbuis ondergaan wel enkele veranderingen. Het maximale volume urine dat de blaas kan bevatten, neemt af. Het vermogen van een persoon om het urineren uit te stellen nadat hij voor het eerst voelt dat hij moet urineren, neemt ook af. De urinestroom uit de blaas en in de urinebuis vertraagt.

Gedurende het hele leven komen sporadische samentrekkingen van de blaaswandspieren voor, los van de noodzaak of gelegenheid om te plassen. Bij jongere mensen worden de meeste van deze samentrekkingen geblokkeerd door het ruggenmerg en de hersenen, maar het aantal sporadische samentrekkingen dat niet geblokkeerd wordt, neemt toe met de leeftijd, wat soms resulteert in episodes van urine-incontinentie. De hoeveelheid urine die achterblijft in de blaas nadat het urineren voltooid is (resturine) neemt toe. Hierdoor moeten mensen vaker plassen en hebben ze een hoger risico op urineweginfecties.

Leeftijdsgerelateerde veranderingen in de urinebuis
Bij vrouwen wordt de urinebuis korter en de bekleding dunner. Deze veranderingen in de urinebuis verminderen het vermogen van de sluitspier om goed te sluiten, waardoor het risico op urine-incontinentie toeneemt. De oorzaak van deze veranderingen in de urinebuis van een vrouw lijkt een afnemend oestrogeengehalte tijdens de menopauze te zijn.

Leeftijdsgerelateerde veranderingen in de prostaatklier
Bij mannen heeft de prostaatklier de neiging om met het ouder worden groter te worden, waardoor de urinestroom geleidelijk wordt geblokkeerd (zie Benigne Prostaat Hyperplasie). Indien onbehandeld, kan de verstopping bijna volledig of volledig worden, wat urineretentie en mogelijk nierschade veroorzaakt.


Bronnen:

Laatste wijziging: 21 oktober 2023

  Einde van de pagina