Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht. Hoewel elk orgaan zijn specifieke functies heeft, werken organen ook samen in groepen, die orgaansystemen worden genoemd (zie tabel Belangrijkste orgaansystemen). Artsen categoriseren aandoeningen en hun eigen medische specialismen op basis van orgaansystemen. Enkele voorbeelden van orgaansystemen en hun functies zijn het spijsverteringsstelsel, het cardiovasculaire stelsel en het bewegingsapparaat. Het spijsverteringsstelsel (of maag-darmstelsel), dat zich uitstrekt van de mond tot de anus, is verantwoordelijk voor het opnemen en verteren van voedsel en het uitscheiden van afvalstoffen. Dit stelsel omvat niet alleen de maag, dunne darm en dikke darm, die voedsel verplaatsen en absorberen, maar ook aanverwante organen zoals de alvleesklier, lever en galblaas, die spijsverteringsenzymen produceren, gifstoffen verwijderen en stoffen opslaan die nodig zijn voor de spijsvertering. Het cardiovasculaire systeem omvat het hart (cardio) en de bloedvaten (vasculair). Het cardiovasculaire systeem is verantwoordelijk voor het pompen en circuleren van het bloed. Het bewegingsapparaat omvat de botten, spieren, ligamenten, pezen en gewrichten, die het lichaam ondersteunen en bewegen. Tabel: Belangrijkste orgaansystemen Orgaansystemen werken vaak samen om ingewikkelde taken uit te voeren. Na een grote maaltijd werken bijvoorbeeld verschillende orgaansystemen samen om het spijsverteringsstelsel te helpen meer bloed te krijgen om zijn functies uit te voeren. Het spijsverteringsstelsel roept de hulp in van het cardiovasculaire systeem en het zenuwstelsel. De bloedvaten van het spijsverteringsstelsel verwijden zich om meer bloed te kunnen transporteren. Er worden zenuwimpulsen naar de hersenen gestuurd om deze op de hoogte te brengen van de verhoogde spijsverteringsactiviteit. Het spijsverteringsstelsel stimuleert zelfs rechtstreeks het hart via zenuwimpulsen en chemische stoffen die in de bloedbaan worden afgegeven. Het hart reageert door meer bloed rond te pompen. De hersenen reageren door minder honger, meer verzadiging en minder interesse in intensieve fysieke (musculoskeletale) activiteit waar te nemen, waardoor meer bloed beschikbaar blijft voor het spijsverteringsstelsel in plaats van voor de skeletspieren. Communicatie tussen organen en orgaansystemen is van vitaal belang. Door deze communicatie kan het lichaam de functie van elk orgaan aanpassen aan de behoeften van het hele lichaam. In het bovenstaande voorbeeld moet het hart weten wanneer de spijsverteringsorganen meer bloed nodig hebben, zodat het meer kan pompen. Als het hart weet dat het lichaam rust, kan het minder pompen. De nieren moeten weten wanneer het lichaam te veel vocht heeft, zodat ze meer urine kunnen produceren, en wanneer het lichaam uitgedroogd is, zodat ze water kunnen besparen. Homeostase is de term die wordt gebruikt om te beschrijven hoe het lichaam zijn normale samenstelling en functies in stand houdt. Omdat orgaansystemen met elkaar communiceren, is het lichaam in staat om stabiele hoeveelheden interne vloeistoffen en stoffen in stand te houden. Bovendien werken de organen niet te weinig en niet te veel, en elk orgaan ondersteunt de functies van alle andere organen. De communicatie om de homeostase in stand te houden vindt plaats via het autonome zenuwstelsel en het endocriene systeem. Speciale chemische stoffen, transmitters genaamd, zorgen voor de communicatie. Het autonome zenuwstelsel regelt grotendeels het complexe communicatienetwerk dat de lichaamsfuncties reguleert. Dit deel van het zenuwstelsel functioneert zonder dat iemand erbij nadenkt en zonder dat er veel merkbare aanwijzingen zijn dat het werkt. Transmitters, neurotransmitters genaamd, brengen berichten over tussen delen van het zenuwstelsel en tussen het zenuwstelsel en andere organen. Het endocriene systeem bestaat uit verschillende klieren die chemische transmitters produceren, hormonen genaamd. Hormonen worden via de bloedbaan naar andere organen getransporteerd en reguleren de functie van die organen. De schildklier produceert bijvoorbeeld schildklierhormoon, dat de stofwisseling (de snelheid waarmee de chemische functies van het lichaam plaatsvinden) regelt. De alvleesklier produceert insuline, dat het gebruik van suiker door het lichaam regelt. Een van de bekendste transmitters is het hormoon epinefrine (adrenaline). Wanneer iemand plotseling gestrest of bang is, stuurt de hersenen onmiddellijk een bericht naar de bijnieren, die snel epinefrine afgeven. Binnen enkele ogenblikken brengt deze chemische stof het hele lichaam in staat van paraatheid, een reactie die soms de vecht-of-vluchtreactie wordt genoemd. Het hart klopt sneller en krachtiger, de pupillen verwijden zich om meer licht binnen te laten, de ademhaling versnelt en de activiteit van het spijsverteringsstelsel neemt af, zodat er meer bloed naar de spieren kan stromen. Het effect is snel en intens. Andere chemische communicaties zijn minder dramatisch, maar even effectief. Wanneer het lichaam bijvoorbeeld uitgedroogd raakt en meer water nodig heeft, neemt het volume van het bloed dat door het cardiovasculaire systeem circuleert af. Deze afname van het bloedvolume wordt waargenomen door receptoren in de slagaders in de nek. Deze reageren door impulsen via zenuwen naar de hypofyse, aan de basis van de hersenen, te sturen, die vervolgens antidiuretisch hormoon produceert. Dit hormoon geeft de nieren het signaal om urine te concentreren en meer water vast te houden. Tegelijkertijd voelen de hersenen dorst, waardoor iemand wordt gestimuleerd om te drinken. Bronnen:
|