Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
Alle cellen in iemands lichaam zijn afstammelingen van twee cellen, de eicel van de moeder en het sperma van de vader. Nadat de eicel en de zaadcel zijn samengekomen (bevruchting), is de bevruchte eicel nog maar één cel. Deze cel, de zygote, deelt zich vele malen en tijdens het delen ontwikkelen de afstammende cellen verschillende eigenschappen en functies. Deze verschillende cellen vormen uiteindelijk de verschillende organen (zie ook Ontwikkelingsstadia van de foetus). Het lichaam bestaat uit veel verschillende soorten cellen, elk met hun eigen structuur en functie. Enkele soorten cellen zijn:
Sommige cellen, zoals bloedcellen, bewegen vrij in het bloed en zitten niet aan elkaar vast. Andere cellen, zoals spiercellen, zitten stevig aan elkaar vast. Sommige cellen, zoals huidcellen, delen zich snel en planten zich snel voort. Andere cellen, zoals bepaalde zenuwcellen, delen zich niet en planten zich niet voort, behalve onder ongebruikelijke omstandigheden. Naast menselijke cellen heeft het menselijk lichaam ook vreemde cellen. De vreemde cellen zijn micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, die op de huid en in de luchtwegen, mond en spijsverterings-, voortplantings- en urinewegen leven zonder schade te veroorzaken. De micro-organismen die zich gewoonlijk op een bepaalde plaats in het lichaam bevinden, worden de residente flora of het microbioom genoemd. Veel inheemse flora is zelfs nuttig voor mensen, bijvoorbeeld door hen te helpen voedsel te verteren of door de groei van andere, gevaarlijkere bacteriën te voorkomen. Virussen zijn geen cellen. Virussen bevatten genetisch materiaal (DNA of RNA), maar ze hebben een levende cel nodig om zich te vermenigvuldigen. Structuur van cellen Menselijke cellen hebben een oppervlaktemembraan (celmembraan genoemd) dat de inhoud bij elkaar houdt. Dit membraan is echter niet zomaar een zakje, het is een actieve deelnemer aan het leven van een cel. Het membraan regelt welke chemische stoffen en andere stoffen de cel in en uit kunnen. Het membraan heeft ook receptoren die de cel identificeren met andere cellen. De receptoren reageren ook op stoffen die in het lichaam worden geproduceerd en op medicijnen die in het lichaam worden ingenomen, waardoor deze stoffen of medicijnen selectief de cel binnenkomen en verlaten (zie Receptoren op cellen). Reacties die plaatsvinden op de receptoren veranderen vaak de functies van een cel of regelen deze. Een voorbeeld hiervan is wanneer insuline zich bindt aan receptoren op het celmembraan om glucose de cellen binnen te laten en de bloedsuikerspiegel op peil te houden. Binnen het celmembraan bevinden zich twee grote compartimenten:
Het cytoplasma bevat structuren die energie verbruiken en omzetten en de functies van de cel uitvoeren. De celkern bevat het genetisch materiaal van de cel (genen en chromosomen), die alle instructies bevatten voor de werking van de cel en de celdeling en voortplanting regelen. Mitochondriën zijn kleine structuren in het cytoplasma van elke cel die de cel van energie voorzien. Functie van de cellen Sommige cellen produceren andere nuttige stoffen, zoals cellen in de borst die melk produceren, cellen in de bekleding van de longen die slijm produceren en cellen in de mond die speeksel produceren. Andere cellen hebben primaire functies die niet gerelateerd zijn aan de productie van stoffen. Spiercellen trekken bijvoorbeeld samen, waardoor beweging mogelijk is. Zenuwcellen genereren en geleiden elektrische impulsen, waardoor communicatie mogelijk is tussen het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en de rest van het lichaam.
Bronnen:
|