Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Normaal gesproken moeten mensen toestemming geven voor drugstests, behalve in bepaalde omstandigheden, zoals auto- of arbeidsongevallen. Een drugstest kan niet bepalen hoe vaak een stof wordt gebruikt en kan dus geen onderscheid maken tussen gelegenheidsgebruikers en gewone gebruikers. Bovendien detecteren drugstesten slechts sommige stoffen en missen ze vele andere. De meest gebruikte stoffen zijn
Er kan een monster van urine, bloed, adem, speeksel, zweet of haar worden getest. Urinetests worden het meest gebruikt omdat ze niet-invasief en snel zijn en veel drugs kunnen detecteren. Het kan drugs opsporen die binnen 1 tot 4 dagen zijn gebruikt, soms langer, afhankelijk van de gebruikte drug. Bloedtesten worden zelden gedaan omdat ze invasief zijn en drugs slechts tot een paar uur na gebruik kunnen detecteren. Haartesten zijn niet zo algemeen beschikbaar, maar kunnen sommige drugs detecteren als ze in de voorafgaande 100 dagen zijn gebruikt. Zorgverleners kunnen het verzamelen van het monster direct observeren en verzegelen zodat ze zeker weten dat er niet mee geknoeid is. Drugstesten zijn niet altijd nauwkeurig. De meest gebruikte urinetesten geven onvolledige en soms onjuiste resultaten. Soms detecteren de tests een drug die de persoon eigenlijk gebruikt niet (vals-negatief resultaat). Dit kan gebeuren als het volgende gebeurt:
Aan de andere kant zijn de testen soms positief als de persoon eigenlijk geen drugs gebruikt (vals-positief resultaat). Papaverzaden kunnen bijvoorbeeld vals-positieve resultaten opleveren voor opioïden (heroïne wordt afgeleid van papaverplanten). Bronnen:
|