Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
Zie ook Overzicht van transplantatie en van Harttransplantatie. Longtransplantatie wordt gedaan bij mensen van wie de longen niet meer functioneren. De meeste ontvangers zijn mensen met een van de volgende aandoeningen:
Eén of beide longen kunnen worden getransplanteerd. Als een longaandoening ook het hart heeft beschadigd, kunnen één of beide longen en een hart tegelijkertijd worden getransplanteerd. Eén- en tweevoudige longprocedures komen ongeveer even vaak voor en zijn ten minste 8 keer gebruikelijker dan hart-longtransplantatie. Omdat het moeilijk is om een long te behouden voor transplantatie, moet een longtransplantatie zo snel mogelijk na het verkrijgen van een long worden uitgevoerd. Het percentage mensen dat overleeft na een longtransplantatie is:
Een hart-longtransplantatie wordt gedaan voor
Zowel donoren als ontvangers ondergaan een pretransplantatiescreening. Deze screening wordt gedaan om er zeker van te zijn dat het orgaan gezond genoeg is voor transplantatie en dat de ontvanger geen medische aandoeningen heeft die transplantatie onmogelijk maken. Donoren Donatie van een levende donor is mogelijk omdat de donor kan leven met één gezonde long. Mensen kunnen niet meer dan één hele long doneren en doneren meestal maar één deel van een long (een kwab). Iemand die is overleden kan beide longen of het hart en de longen doneren. Procedure Via een incisie in de borstkas worden de long(en) van de ontvanger verwijderd en vervangen door die van de donor. De bloedvaten van en naar de long (longslagader en longslagader) en de belangrijkste luchtweg (bronchus) worden aangesloten op de getransplanteerde long(en). Bij een hart-longtransplantatie wordt het beschadigde hart van de ontvanger ook verwijderd en vervangen door het donorhart. De operatie duurt 4 tot 8 uur voor één long en 6 tot 12 uur voor twee longen. Een hart en long kunnen tegelijkertijd worden getransplanteerd. Het ziekenhuisverblijf na deze operaties is meestal 7 tot 14 dagen. Op de dag van de transplantatie wordt gestart met medicijnen die het immuunsysteem remmen (immunosuppressiva), waaronder corticosteroïden. Deze medicijnen kunnen het risico verkleinen dat de ontvanger de getransplanteerde long afstoot. Complicaties Infecties
Slechte genezing Afstoting Afstoting van een longtransplantatie kan moeilijk op te sporen, te beoordelen en te behandelen zijn. Artsen gebruiken een flexibele kijkbuis (bronchoscoop) om periodiek de luchtwegen te onderzoeken en een monster longweefsel weg te nemen. Deze procedure helpt hen om afstoting op te sporen en te controleren op infecties. De meeste mensen die een longtransplantatie krijgen, ontwikkelen binnen een maand na de transplantatie symptomen van afstoting. Symptomen zijn onder andere koorts, kortademigheid, hoesten en vermoeidheid. Vermoeidheid ontstaat omdat de getransplanteerde long niet genoeg zuurstof kan leveren om het lichaam van zuurstof te voorzien. Bij maximaal de helft van de mensen ontwikkelen de symptomen van chronische afstoting zich geleidelijk meer dan een jaar na de transplantatie. In dergelijke gevallen ontdekken artsen meestal littekenweefsel dat zich in de kleine luchtwegen heeft gevormd en deze geleidelijk heeft geblokkeerd. Bronnen:
|