Persoonlijkheidsstoornissen meer psychisch  

Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen worden gekenmerkt door waarnemings-, reactie- en omgangspatronen die relatief star en sociaal onaangepast zijn.

Iedereen bezit kenmerkende patronen met betrekking tot het waarnemen van en omgaan met andere mensen en gebeurtenissen (persoonlijkheidskenmerken). Anders gezegd: mensen gaan meestal op een individuele, maar steeds terugkerende manier om met stress. Sommige mensen reageren bijvoorbeeld op een moeilijke situatie door een ander om hulp te vragen, terwijl anderen de problemen liever zelf willen oplossen. Sommige mensen bagatelliseren problemen, anderen overdrijven ze. Als hun eerste reactie niet effectief is, zullen psychisch gezonde mensen van hun gewone manier van handelen afwijken en het op een andere manier gaan proberen.

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis zijn echter star. Ze reageren op een onaangepaste manier op problemen, zodanig dat hun relatie met familie, vrienden en collega's eronder te lijden heeft. Deze onaangepaste manier van reageren begint meestal tijdens de adolescentie of op jongvolwassen leeftijd en verandert daarna niet meer.

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis zijn zich er niet van bewust dat hun gedachte- of gedragspatroon onaangepast is. Daarom zullen ze niet uit zichzelf om hulp vragen. In plaats daarvan worden ze vaak gestuurd door vrienden, familie of een sociale instantie, omdat hun gedrag moeilijkheden veroorzaakt voor anderen. Wanneer ze wel uit zichzelf om hulp vragen, doen ze dat meestal omdat ze last hebben van symptomen van bijvoorbeeld angst, depressie of een verslaving. Ze gaan er meestal vanuit dat hun problemen worden veroorzaakt door anderen of door omstandigheden buiten hun macht.

Persoonlijkheidsstoornissen worden ingedeeld in drie clusters: cluster A (persoonlijkheidsstoornissen die te maken hebben met vreemd of excentriek gedrag), cluster B (persoonlijkheidsstoornissen die te maken hebben met theatraal of grillig gedrag) en cluster C (persoonlijkheidsstoornissen die te maken hebben met angstig of geremd gedrag).

Bron: studeersnel.nl

Cluster A: vreemd of excentriek gedrag

  • paranoïde-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een paranoïde-persoonlijkheidsstoornis zijn wantrouwend en argwanend. Op basis van weinig of geen bewijs verdenken ze anderen ervan hen kwaad te willen doen, en ze kunnen te allen tijde wraak nemen. Dit gedrag leidt er vaak toe dat ze door anderen worden afgewezen, waardoor ze zich in hun oorspronkelijke gevoelens bevestigd voelen. Ze gedragen zich in hun relaties over het algemeen kil en afstandelijk.

      Mensen met een paranoïde-persoonlijkheidsstoornis ondernemen vaak juridische stappen tegen anderen, vooral wanneer ze zich gekrenkt voelen. Ze zijn niet in staat om hun eigen rol in een conflict te zien. Ze werken vaak alleen, maar kunnen uitermate efficiënt en consciëntieus zijn.

      Soms zijn mensen die zich al vervreemd voelen vanwege een gebrek of een handicap (zoals doofheid), sneller geneigd om andere mensen te verdenken van negatieve gedachten of houdingen ten opzichte van zichzelf. Dit toegenomen wantrouwen is echter geen bewijs van een paranoïde persoonlijkheid, tenzij andere mensen ten onrechte worden beschuldigd van kwaadwilligheid.

  • schizoïde-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een schizoïde-persoonlijkheidsstoornis zijn introvert, teruggetrokken en eenzelvig van aard. Emotioneel gezien zijn ze kil en op sociaal gebied gedragen ze zich afstandelijk. Vaak zijn ze vervuld van hun eigen gedachten en gevoelens en zijn ze bang voor hechte en intieme relaties met anderen. Ze praten weinig, dagdromen graag en geven de voorkeur aan theoretische bespiegelingen boven praktische actie. Fantasie is een veelgebruikt afweermechanisme.

  • schizotypische-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis gedragen zich, net als mensen met een schizoïde-persoonlijkheidsstoornis, op sociaal en emotioneel gebied afstandelijk. Daarnaast vertonen ze, net als mensen met schizofrenie, eigenaardigheden in denken, waarnemen en communiceren. Soms wordt een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis geconstateerd bij mensen met schizofrenie voordat ze ziek worden. De meeste mensen met een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen echter geen schizofrenie.

      Sommige mensen met een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis vertonen tekenen van magisch denken. Ze menen dat iets of iemand kan worden beheerst door een gedachte of een handeling. Zo kan iemand denken dat hij anderen kwaad kan doen door middel van boze gedachten. Mensen met een schizotypische-persoonlijkheidsstoornis kunnen ook aan paranoïde denkbeelden lijden.

Cluster B: theatraal of grillig gedrag

  • narcistische-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een narcistische-persoonlijkheidsstoornis hebben een groot superioriteitsgevoel, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie. Ze hebben een overdreven geloof in hun eigen waarde of belangrijkheid. Ze zijn soms uitermate gevoelig voor mislukkingen, nederlagen of kritiek. Wanneer ze niet in staat zijn om de hoge dunk van zichzelf waar te maken, kunnen ze gemakkelijk woedend of ernstig depressief worden. Aangezien ze overtuigd zijn van hun superioriteit, verwachten ze te worden bewonderd en denken ze vaak dat anderen jaloers op hen zijn. Ze vinden dat er onmiddellijk in hun behoeften dient te worden voorzien en maken dus misbruik van anderen. De behoeften of overtuigingen van die anderen zien ze als minder belangrijk. Hun gedrag is meestal kwetsend voor hun omgeving, die hen als egocentrisch, arrogant of egoïstisch beschouwt. Deze persoonlijkheidsstoornis komt vooral bij succesvolle mensen voor, maar kan ook optreden bij mensen die weinig hebben bereikt.

  • anti-sociale-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis (voorheen ‘psychopathische-' of ‘sociopathische-persoonlijkheidsstoornis' genoemd), meestal mannen, vertonen een gevoelloze minachting voor de rechten en gevoelens van anderen. Hun relaties zijn doordrongen van oneerlijkheid en bedrog. Ze buiten anderen uit ten behoeve van materieel gewin of persoonlijke voldoening (in tegenstelling tot narcistische mensen die vinden dat ze andere mensen mogen uitbuiten omdat ze denken dat ze beter zijn dan die anderen).

      Kenmerkend voor mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis is dat ze hun conflicten op impulsieve en onverantwoordelijke wijze aanpakken. Ze kunnen slecht tegen frustratie en zijn soms vijandig of gewelddadig. Ze realiseren zich vaak niet dat hun antisociale gedrag negatieve gevolgen kan hebben. Ondanks de problemen of schade die hun gedrag voor andere mensen veroorzaakt, voelen ze geen wroeging of schuld. Ze weten hun gedrag zelfs gemakkelijk te rationaliseren of geven anderen de schuld. Frustratie en straf zijn voor mensen met antisociale-persoonlijkheidsstoornis geen reden om hun gedrag aan te passen of om beter na te denken en meer voorzorgen te nemen. Het zal hen vaak eerder bevestigen in hun harde, ongevoelige kijk op de wereld.

      Mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis zijn geneigd tot alcoholisme, drugsverslaving, seksuele afwijkingen en promiscuïteit, en kunnen in de gevangenis belanden. Ze zijn meestal niet in staat om een baan te behouden en verhuizen vaak. Doorgaans bestaat er een familiegeschiedenis van antisociaal gedrag, alcohol- of drugsverslaving, echtscheiding en lichamelijke mishandeling. Velen zijn als kind emotioneel verwaarloosd en lichamelijk mishandeld. Mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis hebben een lagere levensverwachting dan gemiddeld. De stoornis neemt af of stabiliseert zich naarmate de persoon ouder wordt.

  • borderline-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis, voornamelijk vrouwen, zijn labiel wat betreft hun zelfbeeld, stemmingen, gedrag en interpersoonlijke relaties. Hun gedachtewereld is verwarder dan bij mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis, hun agressie is vaker tegen zichzelf gericht. Ze zijn kwader, impulsiever en verwarder over hun identiteit dan mensen met een theatrale-persoonlijkheidsstoornis. Een borderline-persoonlijkheidsstoornis uit zich op jongvolwassen leeftijd en komt op latere leeftijd minder vaak voor.

      Mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis werden vaak als kind verwaarloosd of mishandeld. Als gevolg hiervan voelen ze zich leeg en boos en vinden ze dat ze koestering verdienen. Hun interpersoonlijke relaties zijn veel dramatischer en intenser dan bij mensen met een cluster-A-persoonlijkheidsstoornis. Wanneer ze het gevoel hebben dat er voor hen wordt gezorgd, lijken ze eenzaam en verlaten en hebben ze vaak hulp nodig in verband met mishandeling in het verleden, depressie, verslaving en eetstoornissen. Maar wanneer ze bang zijn dat ze in de steek worden gelaten door degene die hen verzorgt, verandert hun stemming dramatisch. Ze uiten zich dan vaak met ongepaste en intense kwaadheid. Deze stemmingswisseling gaat gepaard met extreme veranderingen in hun kijk op de wereld, op zichzelf en anderen: de dingen zijn zwart of wit, goed of slecht, maar nooit neutraal.

      Mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis die zich in de steek gelaten en eenzaam voelen, vragen zich soms af of ze wel echt bestaan (ze voelen zich niet echt). Ze kunnen zeer impulsief worden en zich overgeven aan roekeloze promiscuïteit of alcohol- of drugsverslaving. Soms zijn ze zover van de werkelijkheid verwijderd dat ze korte episoden van psychotisch denken, paranoia en hallucinaties doormaken.

      Mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis komen daarvoor regelmatig bij de huisarts. Aangezien mensen met deze stoornis onafgebroken op zoek zijn naar iemand die voor hen kan zorgen, behoort deze tevens tot de meest voorkomende persoonlijkheidsstoornissen die door therapeuten worden behandeld. Nadat er zich echter herhaaldelijk crises hebben voorgedaan en er vage ongefundeerde klachten blijven, raken zorgverleners (waaronder artsen) vaak zeer gefrustreerd en gaan hen zien als zeurkousen die zich niet laten helpen, ook al omdat ze zich vaak niet aan de aanbevelingen van de behandelaar houden.

  • theatrale-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een theatrale-persoonlijkheidsstoornis proberen op een opvallende manier de aandacht te trekken en maken zich overmatig druk over hun uiterlijk. Door hun levendige, expressieve manier van doen gaan ze gemakkelijk relaties aan, maar deze zijn vaak oppervlakkig en van voorbijgaande aard. Emoties lijken vaak overdreven, kinderachtig en onnatuurlijk met als doel vaak op erotisch of seksueel gebied sympathie of aandacht van anderen te verkrijgen.

      Mensen met een theatrale-persoonlijkheidsstoornis vertonen seksueel uitdagend gedrag of seksualiseren niet-seksuele relaties. Vaak is een seksuele relatie echter niet hun doel, maar verbergt hun verleidende gedrag hun wens om afhankelijk te zijn en beschermd te worden. Sommige mensen met een theatrale-persoonlijkheidsstoornis zijn ook hypochondrisch en overdrijven hun lichamelijke problemen om de aandacht te krijgen die ze nodig hebben.

Cluster C: angstig of geremd gedrag

  • ontwijkende-persoonlijkheidsstoornis
    • Mensen met een ontwijkende-persoonlijkheidsstoornis zijn overgevoelig voor afwijzing en zijn bang om relaties aan te gaan of iets nieuws te beginnen. Ze hebben een sterk verlangen naar affectie en goedkeuring, maar ze vermijden intieme relaties en sociale situaties omdat ze bang zijn voor teleurstelling en kritiek. In tegenstelling tot mensen met een schizoïde persoonlijkheid lijden ze duidelijk onder hun isolement en hun onvermogen om gemakkelijk met andere mensen om te gaan. In tegenstelling tot mensen met een borderline-persoonlijkheid reageren ze niet met woede op een afwijzing, maar trekken ze zich terug en komen schuchter en verlegen over. Een ontwijkende-persoonlijkheidsstoornis is vergelijkbaar met een gegeneraliseerde sociale fobie.

  • afhankelijke-persoonlijkheidstoornis
    • Mensen met een afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis laten belangrijke beslissingen en verantwoordelijkheden over aan anderen en stellen de behoeften van degenen op wie ze steunen boven hun eigen behoeften. Ze hebben gebrek aan zelfvertrouwen en voelen zich uitermate onzeker over hun vermogen om voor zichzelf te zorgen. Ze beweren vaak dat ze geen besluit kunnen nemen en dat ze niet weten wat ze moeten doen of hoe ze iets moeten doen. Dit gedrag komt deels voort uit hun idee dat anderen bekwamer zijn en deels uit hun tegenzin om hun mening te uiten omdat ze bang zijn om de mensen die ze nodig hebben voor het hoofd te stoten. Mensen met andere-persoonlijkheidsstoornissen vertonen vaak aspecten van een afhankelijke persoonlijkheid, maar deze kenmerken gaan gewoonlijk schuil achter de dominantere kenmerken van de andere stoornis. Soms ontwikkelen volwassenen met een langdurige ziekte een afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis.

  • obsessieve-compulsieve-persoonlijkheidstoornis
    • Mensen met een obsessieve-compulsieve-persoonlijkheidsstoornis worden volledig in beslag genomen door ordelijkheid, perfectionisme en beheersing. Ze zijn betrouwbaar, ordelijk en methodisch van aard, maar doordat ze weinig flexibel zijn, zijn ze vaak niet in staat zich aan te passen aan veranderingen. Ze zijn voorzichtig en wegen alle aspecten van een probleem af, waardoor ze het moeilijk vinden om een beslissing te nemen. Ze nemen hun verantwoordelijkheid serieus, maar omdat ze het niet kunnen verdragen een vergissing te maken of iets niet helemaal goed te doen, vinden ze het moeilijk om hun taken af te maken. In tegenstelling tot de psychische stoornis die ‘obsessieve-compulsieve stoornis' wordt genoemd, is er bij een obsessieve-compulsieve-persoonlijkheidsstoornis geen sprake van herhaalde, ongewenste dwanggedachten en ritueel gedrag.

      Mensen met een obsessieve-compulsieve-persoonlijkheidsstoornis zijn vaak bijzonder geslaagd in het leven, vooral op het gebied van de natuurwetenschappen en andere intellectueel veeleisende gebieden waarop ordelijkheid en aandacht voor details gewenst zijn. Door hun verantwoordelijkheden raken ze echter zo bezorgd dat ze maar zelden kunnen genieten van hun succes. Ze kunnen niet met hun gevoelens overweg en voelen zich ongemakkelijk in relaties of andere situaties die ze niet onder controle hebben, waarin ze van anderen afhankelijk zijn of waarin de gebeurtenissen onvoorspelbaar zijn.


Meer persoonlijkheidsstoornissen


Gevolgen   

  • mensen met een persoonlijkheidsstoornis lopen een groot risico op gedrag dat kan leiden tot lichamelijke ziekten, zoals verslaving aan alcohol of drugs, zelfvernietigend gedrag, roekeloos seksueel gedrag, hypochondrie en conflicten met maatschappelijke normen en waarden
  • mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen als ouder inconsequent, afstandelijk, te geëmotioneerd, misbruikend of onverantwoordelijk gedrag vertonen, wat kan leiden tot medische en psychische problemen bij hun kinderen
  • mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen als gevolg van stress gemakkelijk in een psychische crisis komen (een periode waarin ze moeite hebben om zelfs het eenvoudigste denkwerk te verrichten). Het soort psychische aandoening (zoals angst, depressie of psychose) hangt gedeeltelijk af van het soort persoonlijkheidsstoornis
  • mensen met een persoonlijkheidsstoornis zullen zich waarschijnlijk minder goed aan de voorgeschreven medicatie houden; zelfs wanneer ze hun medicijnen trouw innemen, zullen ze er waarschijnlijk minder goed op reageren
  • mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben vaak een slechte relatie met hun arts, omdat ze geen verantwoordelijkheid voor hun gedrag willen nemen of omdat ze overmatig wantrouwend, veeleisend of behoeftig zijn. De arts kan hierop reageren door hen te bekritiseren, te wantrouwen en uiteindelijk af te wijzen

Diagnose   
De arts baseert de diagnose ‘persoonlijkheidsstoornis' op iemands ziektegeschiedenis, vooral op het herhaald vertonen van onaangepaste gedachte- of gedragspatronen. Deze patronen komen tot uiting doordat de persoon halsstarrig weigert om verandering erin aan te brengen, ondanks de negatieve gevolgen ervan. Daarnaast zal een arts waarschijnlijk de afweermechanismen (copingmechanismen) opmerken. Iedereen gebruikt onbewust afweermechanismen, maar mensen met een persoonlijkheidsstoornis gebruiken deze op een onvolwassen en inadequate manier, zodat het hen belemmert in hun dagelijks functioneren.

Behandeling   
Persoonlijkheidskenmerken ontwikkelen zich in de loop van vele jaren en daarom duurt de behandeling van kenmerken van onaangepast gedrag ook vele jaren. Er bestaat geen succesvolle kortetermijnbehandeling voor een persoonlijkheidsstoornis, maar bepaalde veranderingen kunnen sneller worden bewerkstelligd dan andere. Door behandeling met medicijnen of door vermindering van de druk uit de omgeving kunnen symptomen als angst en depressie snel verminderen. Gedragsverandering kan binnen een jaar optreden, interpersoonlijke veranderingen duren langer. Voor iemand met een afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis zou het bijvoorbeeld een gedragsverandering zijn als hij niet meer zegt dat hij geen besluit kan nemen. De interpersoonlijke verandering zou zijn dat hij op zo'n manier omgaat met andere mensen op het werk of binnen het gezin dat hij echt beslissingen neemt of dat hij op zijn minst enige verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt.

Hoewel de behandelwijze afhankelijk is van het soort persoonlijkheidsstoornis zijn er enkele algemene principes die op alle behandelmethoden van toepassing zijn. Omdat iemand met een persoonlijkheidsstoornis meestal zelf geen probleem ziet in zijn eigen gedrag, moet hij geconfronteerd worden met de nadelige gevolgen van zijn onaangepaste gedachten en gedrag. Een therapeut moet daartoe herhaaldelijk de ongewenste gevolgen van iemands gedachte- en gedragspatroon aangeven. Soms vindt de therapeut het nodig om grenzen aan gedrag te stellen (iemand mag bijvoorbeeld zijn stem niet verheffen in het openbaar als hij kwaad is, maar moet op normale spreektoon praten). Het is zinvol en vaak onmisbaar om gezinsleden bij de behandeling te betrekken. Zij zijn namelijk in staat om iemands problematische gedrag of gedachten te versterken of af te zwakken. Groeps- en gezinstherapie, wonen in een speciale woongroep en deelname aan therapeutische groepen of zelfhulpgroepen kunnen allemaal bijdragen tot het veranderen van sociaal ongewenst gedrag. Psychotherapie (gesprekstherapie) blijft de hoeksteen van de meeste behandelmethoden.

Meestal duurt het meer dan een jaar om verandering te brengen in iemands onaangepaste gedrag of interpersoonlijke patronen. In de context van een arts-patiëntrelatie, gebaseerd op vertrouwelijkheid, bereidwilligheid en wederzijds respect, kan iemand de bron van zijn problemen leren begrijpen en zijn onaangepaste gedrag leren herkennen. Door middel van psychotherapie kan hij duidelijker inzien hoe zijn houding en gedrag leiden tot interpersoonlijke problemen, zoals afhankelijkheid, wantrouwen, arrogantie en manipulatie.

Voor sommige mensen met een persoonlijkheidsstoornis wordt psychoanalyse aangeraden. Hierbij gaat het vooral om stoornissen die gepaard gaan met onaangepaste gedragingen, verwachtingen en overtuigingen (zoals narcistische- of obsessieve-compulsieve-persoonlijkheidsstoornis). Deze analyse duurt meestal ten minste drie jaar. Gedragstherapie is zinvol bij de verandering van gedrag zoals roekeloosheid, sociaal isolement, gebrek aan assertiviteit en woede-uitbarstingen. Gedragsverandering is vooral belangrijk bij mensen met een borderline-, antisociale- of een vermijdende-persoonlijkheidsstoornis. Behandeling van mensen met een antisociale- of paranoïde-persoonlijkheidsstoornis is echter zelden succesvol.

Een medicamenteuze behandeling kan soms zinvol zijn voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis die ook een depressie, fobie of paniekstoornis hebben. De medicijnen hebben echter meestal een beperkte uitwerking. De gevoelens van ongerustheid en bedroefdheid die voortkomen uit de persoonlijkheidsstoornis worden zelden op een bevredigende wijze door medicijnen verlicht. De medicamenteuze behandeling van mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis wordt vaak bemoeilijkt door verkeerd gebruik van de geneesmiddelen of door zelfmoordpogingen.


Bronnen:

  • Beers, Marc H. (red.), 2005, 2e druk. Merck Manual Medisch Handboek. Bohn Stafleu van Loghum. 1970 blz. ISBN 978-90-313-4300-5.  blz.637-642

Laatste wijziging: 05 oktober 2023

  Einde van de pagina