|
Dissociatief subtype van posttraumatische stressstoornis |
meer psychisch |
Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de
Merck Manual, consumer version.
Lees meer over de Merck Manuals.
Wat is het?
Iemand met het dissociatieve subtype van
posttraumatische stressstoornis (PTSS)
ervaart alle symptomen van PTSS,
maar ook depersonalisatie (onthechting van het zelf) en derealisatie (onthechting van de omgeving).
|
- depersonalisatie en derealisatie zijn de twee meest prominente dissociatieve symptomen die geassocieerd worden met dit subtype van PTSS
- artsen diagnosticeren deze stoornis bij mensen met PTSS die aanhoudende of terugkerende symptomen van depersonalisatie of derealisatie hebben
- psychotherapie omvat geleidelijke blootstelling aan de stressfactor of trigger en andere strategieën
Dissociatie verwijst naar een mentaal proces waarbij het vermogen van de geest om automatisch en volledig alle aspecten van identiteit,
geheugen en bewustzijn te integreren faalt onder de stress van een trauma. Als gevolg daarvan kan een persoon die dissociatie ervaart,
zich losgekoppeld voelen van zichzelf en kan de omgeving onwerkelijk lijken. Sommige mensen met PTSS ervaren dissociatieve symptomen
(bijvoorbeeld geheugenverlies, flashbacks, gevoelloosheid en/of depersonalisatie/derealisatie), die vaak optreden na blootstelling
aan trauma.
Dissociatie is gekoppeld aan een geschiedenis van mishandeling of verwaarlozing door de ouders, psychologisch trauma en PTSS.
Complex trauma, dat meestal vroeg in het leven begint en waarbij een hechte relatie betrokken is (bijvoorbeeld met een verzorger),
verhoogt de kans dat iemand dissociatieve symptomen met PTSS ontwikkelt. Andere factoren die op latere leeftijd in verband worden
gebracht met dissociatieve symptomen zijn fysiek geweld, schaamte en schuldgevoel.
Bijna 15% van de mensen met PTSS ervaart ook depersonalisatie en derealisatie. Als gevolg daarvan:
- vaker PTSS-symptomen ervaren
- hebben een begin van PTSS in de kindertijd
- hebben een hoge blootstelling aan trauma en meer tegenslagen in de kindertijd (bijvoorbeeld psychische aandoeningen van een ouder, echtscheiding en armoede)
- ernstige rolbeperking ervaren (ze hebben bijvoorbeeld moeite met het uitvoeren van werkverantwoordelijkheden en het afmaken van huishoudelijk werk)
- meer suïcidale gedachten hebben en meer suïcidale gebaren, plannen en pogingen doen
Plotseling lichamelijk letsel (zoals door een ernstige ziekte of ongeval, lichamelijk geweld, oorlog of een natuurramp), of zelfs de
dreiging van dergelijk letsel, ontregelt emoties en de normale ontwikkeling. Dit verstoort op zijn beurt de ervaring van de persoon,
verandert zijn of haar verwachtingen voor de toekomst en belemmert het vermogen om ermee om te gaan.
Hersenscans van mensen met PTSS laten veranderingen zien in de hersenstructuren die helpen het denken te controleren en emoties
te reguleren. Bij het dissociatieve subtype van PTSS worden emoties zo sterk onderdrukt dat depersonalisatie (loskoppeling van het zelf) en derealisatie (loskoppeling van de omgeving) optreden.
Symptomen
Symptomen van PTSS zijn onder andere intrusiesymptomen (bijvoorbeeld onvrijwillige herinneringen, dromen of flashbacks). Veel mensen proberen te voorkomen dat ze zich de gebeurtenissen of fysieke herinneringen aan die gebeurtenissen herinneren of ervaren dissociatief geheugenverlies. Ze kunnen negatieve gedachtepatronen ontwikkelen en zich vervolgens afstandelijk of vervreemd van anderen gaan voelen, zichzelf de schuld geven van dingen die ze niet hebben gedaan en/of niet in staat zijn om positieve emoties te ervaren. Ook hypervigilantie (het voortdurend inschatten van bedreigingen in de omgeving), prikkelbaarheid, concentratieproblemen en slaapstoornissen komen voor.
De dissociatieve symptomen waarvoor dit subtype van PTSS wordt genoemd, verstoren de identiteit, het geheugen en het bewustzijn:
- depersonalisatie: Het gevoel los te staan van de eigen mentale processen of het eigen lichaam, zodat men zich een buitenstaander voelt van de eigen ervaring
- derealisatie: Aanhoudende of terugkerende ervaringen van iemands omgeving als onwerkelijk, alsof de wereld onwerkelijk of droomachtig is
Diagnose
- een evaluatie door een arts, gebaseerd op specifieke diagnostische criteria uit de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition, Text Revision (DSM-5-TR)
Om aan de diagnostische criteria voor PTSS "met dissociatieve symptomen" te voldoen, moet iemand met PTSS ook aanhoudende of terugkerende
symptomen van depersonalisatie of derealisatie ervaren als reactie op de stressfactor.
Behandeling
- gewijzigde, meer geleidelijke benadering van psychotherapie voor PTSS
Psychotherapie voor PTSS bestaat meestal uit langdurige exposure therapie en cognitieve therapie om de hyperarousal die PTSS met
zich meebrengt te temperen. Omdat blootstellingstherapie de symptomen van dissociatie zou kunnen verergeren, wordt psychotherapie
voor het dissociatieve subtype van PTSS aangepast om geleidelijke blootstelling aan de stressor (of trigger) te omvatten, evenals:
- identificeren van de dissociatieve symptomen (specifiek depersonalisatie en derealisatie)
- stabiliseren, verduidelijken en bespreken van de dissociatieve symptomen
- onderzoeken van stressoren die kunnen leiden tot dissociatieve episodes
- beheersen van risico's op revictimisatie
Hypnose kan ook nuttig zijn om mensen te helpen traumatische herinneringen te bevatten en te verwerken. Deze techniek kan hen in
staat stellen om:
- hun depersonalisatie- en derealisatie-ervaringen te herstructureren
- hun behoefte om te dissociëren leren beheersen
Prognose
Mensen met dit subtype van PTSS distantiëren zich van de confrontatie met de gevolgen van hun trauma, vooral als ze in hun
kindertijd misbruikt zijn en/of dissociatieve symptomen hebben ontwikkeld. Deze mensen hebben vaak moeite om hun therapeut
te vertrouwen en hebben een slechtere prognose.
Wist je dat...
- bij complex trauma wordt een kind blootgesteld aan meerdere traumatische gebeurtenissen, vaak in de vorm van kindermishandeling of verwaarlozing. Dit verschilt van PTSS, dat het gevolg kan zijn van één uitzonderlijk traumatische gebeurtenis
- omdat bij complexe trauma's meestal een vertrouwde verzorger betrokken is, worden de neurocognitieve ontwikkeling, het zelfbeeld en het vermogen om veilige hechtingen te vormen verstoord, wat vaak gevolgen heeft tot in de volwassenheid
|
Bronnen:
|