Homoniemen  zijn woorden met identieke spelling én uitspraak, maar ongelijke betekenis. Bijvoorbeeld: een bank is om op te zitten én het is een geldinstelling; een zebra is een dier én een oversteekplaats voor voetgangers.
In onderstaande lijst zijn alleen Nederlandstalige woorden gebruikt, geen woorden die al te onkies zijn, geen vaktaal die niet algemeen bekend is, geen afkortingen en geen woorden die alleen in een dialect voorkomen.
Selecties uit onderstaande lijst zouden kunnen zijn dat er geen (vervoegingen van) werkwoorden zijn toegestaan (zoals stal en zinken), of geen meervoudsvormen (zoals teken en spinnen), of alleen maar enkelvoud van zelfstandige naamwoorden.
Er is geen alom geaccepteerde definitie voor homoniemen.

In geval van twijfel geeft de 'Dikke van Dale' (14e herziene uitgave) de doorslag.

Copyright © op deze pagina?  Nee.
Met de nodige huisvlijt kan iedereen zo'n lijst maken. Maar als u (gedeelten van) deze pagina elders gebruikt, wees dan zo vriendelijk de bron te vermelden.

 890.     Aanvullingen: graag

Homofonen: identiek voor het gehoor, maar de woorden worden verschillend gespeld (bv. hart en hard).
Homografen: identieke spelling, maar de uitspraak verschilt afhankelijk van de betekenis (bv. regent: regenbui en bestuurder).

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 Aangeschoten •nog net niet dronken, tipsy  •een wild dier wat aangeschoten is maar nog niet dood  •een politicus is aangeschoten wild als hij beschadigd is
 Aankomen •arriveren  •in gewicht / omvang toenemen  •iets aanraken (jij mag daar niet aankomen)
 Aanleggen •een bloembed aanleggen  •een boot afmeren
 Aanslag •laagje afgezet vuil  •een overval  •begin bedrag van de belasting
 Aanspraak •weinig aanspraak (weinig mensen om mee te praten)  •recht om het bezit of gebruik van iets te vorderen (hij maakt aanspraak op)
 Aanstellen •overdrijven  •een nieuw afdelingshoofd aanstellen
 Aanval •aanval van de vijand  •plotselinge ziekte
 Aarde •grond  •onze planeet
 Aarden •gewennen  •met de aarde verbinden
 Aardig •een aardige buurvrouw  •het loopt aardig in de papieren (wordt kostbaar)
 Aas •lokspijs  •een kaart in het kaartspel
 Accommodatie •passagiersaccommodatie  •aanpassen (accommodatie van het oog)
 Acht •een getal  •rekening houden met (de etiquette in acht nemen)
 Achtergrond •decor van een toneelstuk / presentatie  •opleiding en ervaring van iemand
 Achteruitgang •minder worden  •uitgang aan de achterkant van een gebouw
 Adellijk •een persoon van adel  •een dood stuk wild wat niet helemaal meer vers is
 Adres •NAW gegevens  •zich richten aan (verzoekschrift)
 Advocaat •een drankje  •rechtsgeleerde
 Afgang •een gebouw neerwaards verlaten  •een echec (wat een afgang)
 Afgezaagd •eindeloos besproken  •een stuk hout is ergens van afgezaagd
 Afmaken •beëindigen, klaar zijn met  •vernederen, doden
 Afscheiding •een stinkdier heeft een sterk riekende afscheiding  •een hek is een afscheiding tussen twee percelen
 Afslag •afslag op een (snel)weg  •beginplaats van een hole in het golfspel  •visafslag (verkoop op een veiling)
 Afsnijden •een plakje kaas afsnijden  •iemand de pas afsnijden
 Aftuigen •op een zeilboot alle zeilen strijken  •iemand een geweldig pak slaag geven
 Ajax •Griekse held  •voetbalclub in Amsterdam  •schoonmaakmiddel
 Akte •bedrijf in een toneelstuk  •officiële verklaring
 Amazone  •paardrijdster  •rivier in Zuid-Amerika
 Amsterdammertje  •bierglas met bepaalde inhoud  •paaltjes om parkeren te verhinderen
 Anker •versteviging van een muur (muuranker)  •manier om een schip op dezelfde plaats te houden (een schip gaat voor anker)  •een maat voor wijn  •onderdeel van een dynamo
 Antenne •voelspriet  •voor verbetering van ontvangst van signalen
 Arendsoog •oog van een arend  •iemand die heel erg goed oplet  •serie jongensboeken
 Arm •lichaamsdeel  •niet rijk
 As •rest van verbranding  •draaipunt (as van een wiel)  •middellijn
 Atlas •bovenste halswervel  •boek met landkaarten
 Azen •loeren op (hij zit te azen op een koopje)  •speelkaarten
   
 B   
 Baan •afgelegde weg (de aarde draait in een baan om de zon)  •arbeidsbetrekking
 Baar •goudstaaf  •doodskist
 Baard •gezichts-begroeiing  •gegraveerde uiteinde van een sleutel
 Bak •grap, grol, mop  •opvang-bak  •enkelvoud van het werkwoord bakken (ik bak een taart)
 Bakken •in de oven bereiden  •vaten / kisten
 Bal •speelgoed  •party, gala, feest  •oneerbiedige benaming van iemand (wat een bal)
 Balken •geluid van een ezel  •meervoud van een balk, een stuk hout
 Band •ligament (een band van bindweefsel om een gewricht)  •horizontale versiering van een gevel  •omslag om een boek  •lopende band (continue voortbewegende strook)  •magneetband (van een bandrecorder)  •band om een wiel  •een deel van het frequentiespectrum bestemd voor radioverkeer  •vorm van menselijke sociale organisatie  •aaneengesloten bereik van frequenties van licht, radiogolven, straling of geluid  •muziekgroep
 Bank •om op te zitten  •bewaarder van geld  •zandophoping in zee
 Bar •plek waar drank geschonken wordt  •heel erg
 Bas •een instrument  •een zanger
 Bed •slaapmeubel  •specifiek stuk in een bloemperk (een bed violen)
 Batterij •een artillerie-eenheid  •een stroomleverancier
 Bedrijf •een firma  •een akte in een toneelstuk
 Bedrukt •neerslachtig, terneergeslagen  •een boek heeft bedrukt papier, katoen kan bedrukt zijn met kleur
 Beeld •resultaat in de beeldhouwkunst  •iets dat gezien wordt (daar heb ik een goed beeld van)  •gedachte (mentale verbeelding)
 Been •lichaamsdeel  •een stuk bot (wanneer twee honden vechten om een been...)
 Beet •een hap (uit een stuk brood)  •succes hebben (b.v. beet hebben bij het vissen
 Beer •een dier  •een grote sterke man (een beer van een vent)
 Beker •voorwerp om uit te drinken  •een gewonnen prijs  •een onderdeel van veel muziekinstrumenten
 Bel •glas tot de rand gevuld (een bel wijn)  •aanbellen (bel aan een deur)  •luchtbolletje
 Belasting•ingehouden percentage op het salaris  •een grote opgave (dat is een hele belasting)
 Beleefd•meegemaakt (hij heeft het een en ander beleefd)  •voorkomend
 Beleg•bedekking op een boterham  •afsluiting van een kasteel
 Bende•geroep criminelen  •rommel, rotzooi
 Berenklauw•klauw van een beer  •een plant
 Bermuda•een broek met pijpen tot op de kniëen  •regio in het Caribisch gebied (Bermuda driehoek)
 Beroep•een vak, een ambt  •een verzoek
 Beslag•een bakbenodigheid (broodbeslag, taartbeslag)  •hang- en sluitwerk van ramen en deuren met uitzondering van de sloten  •hoefijzers van paarden  •drukte, beslommering  •arrest op goederen  •beslag teggen op iemands tijd, kan ik op u rekenen
 Bespreken•reserveren (een kamer bespreken in een hotel)  •onderwerp van gesprek (zullen we dat eens bespreken)
 Bestek•gereedschap om te eten  •afmetingen, tekening, plan voor een te bouwen gebouw  •kader (van een document of plan)
 Beuk•een boom  •iemand een beuk (zet, duw) geven
 Beurs•portemonnee  •gekwetst, beschadigd (die appel is beurs)  •handelshuis  •subsidie voor een studie
 Bevallen•geboorte  •goede waardering
 Bevestigen•vastmaken (het schilderij aan de muur bevestigen)  •be-amen (zijn mening wordt bevestigd)
 Bewogen•aangedaan, ontroerd  •verplaatst
 Bit•ijzeren mondstuk  •kleinste eenheid van data  •opzetstuk om schroeven aan te draaien (bitje)
 Blaas•enkelvoud van het werkwoord blazen  •lichaamsdeel
 Blad•blad aan een boom  •tijdschrift  •bladzijde in een boek
 Blik•kijken (een dodelijke blik)  •opbergmiddel (een blik knakworstjes)  •een metaalsoort
 Blikken•kijken (als blikken konden doden)  •van blik
 Blikvanger•aandacht trekken  •mand naast een weg om afval op te vangen
 Bloem•poederachtig, gemalen graan  •bloeiend plant
 Blok•een blok hout  •belasting / belemmering (een blok aan mijn been)
 Blokken•studeren  •een blok hout
 Boa•acroniem: Bijzonder Opsporings Ambtenaar  •een slang  •een soort shawl, door dames gedragen
 Bob•estuurbare slee  •een voornaam voor een jongen/man  •wie is de bob vanavond (blijft zonder alcohol)
 Bocht•slechte drank  •kromming in de weg
 Boeken•meervoud van een boek  •winst boeken  •reserveren (een reis boeken)
 Boer•agrariër  •oprisping  •kaart in het kaartspel
 Boeren•een bedrijf runnen  •oprisping
 Boezem•de twee bovenste afdelingen van het hart  •borst van een vrouw  •het water zonder vast peil waarin het polderwater wordt geloosd
 Bof•een ziekte  •een meevaller
 Bok•een dier  •turntoestel  •plek voorop een paard en wagen  •een mispeer: 'hij heeft een bok geschoten'
 Bol•een rond voorwerp  •tulpenbol  •hij heeft het hoog in zijn bol  •deze pagina staat bol van de taalfouten
 Bom•een explosief  •een sensatie (het sloeg in als een bom)
 Bomen•gesprek voeren  •houtgewas  •een boot voortduwen
 Bon•bekeuring  •bewijsstuk van een betaling
 Bont•bewerkte dierenhuid  •erg (zo bont heb jij het nog nooit gemaakt)  •kleurig
 Boodschap•dingen kopen (even boodschappen doen)  •maling hebben aan (daar heeft hij geen boodschap aan)  •mededeling
 Boog•apparaat om een pijl weg te schieten  •halfronde overspanning  •verleden tijd van het werkwoord buigen (hij boog voor de koningin)
 Boom•een gewas  •gesprek (zullen we daar eens een boom over opzetten?)
 Bord•om van te eten  •(verkeers)bord
 Borrelen•bruisen  •een drankje
 Bos•een heleboel bomen  •een bos bloemen
 Bot•lichaamsdeel  •cru, onbeleefd, kort aangebonden  •stomp (een bot mes)  •platvis
 Botten•planten botten uit  •beenderen
 Box•ligplaats voor schepen in een jachthaven  •speelplek voor baby's
 Braak•onbebouwd  •enkelvoud van het werkwoord braken
 Braam•gerafelde rand  •een vrucht
 Brak•mengsel van zoet en zout water (dat water is brak)  •verleden tijd van het werkwoord breken  •katerig gevoel
 Breuk•gebroken (botbreuk)  •algebra: een deling
 Bril•hulp voor je ogen  •wc-bril
 Brits•bed  •uit Groot-Britannië
 Broeder•koek  •monnik
 Broek•pantalon  •nat land
 Brommer•iemand die bromt (zit in de genagenis)  •fiets met eem motor  •de eerste huurrijtuigen in Amsterdam
 Brug•gymnastiektoestel  •verbinding tussen twee oevers  •gebitsprothese
 Bui•een regenbui  •gemoedstoestand
 Buis•een pijp  •televisietoestel (thuis voor de buis)
 Buizen•drinken  •pijpen / leidingen  •opspatten van water voor de boeg van een schip, buiswater
 Bul•een stier  •diploma
 Bunker•in de grond of in een bergwand enz. uitgegraven en met beton zwaar versterkte verdedigingsstelling of schuilplaats  •een hindernis in het golfspel  •scheepvaart: bergplaats voor steenkolen, stookolie, zout en zand, bv. oliebunker
 Burger•een persoon  •afkorting voor hamburger  •een politieman in burger (niet in uniform)
 Bus•middel van openbaar vervoer  •om spullen in op te slaan (theebus, collectebus, melkbus)
   
 C   
 Cel•een groep mensen (een cel terroristen)  •ruimte voor gevangenen  •kleinste levensvorm
 Chili•een land in Zuid-Amerika  •bonenstoofpot
 Club•een vereniging (handbalclub, hockeyclub)  •een slagattribuut in het golfspel
 Corona•virusziekte  •merk sigaar  •halo om de zon / maan
 Corps•lettergrootte  •corps mariniers
 Coup•een ijsje  •overval (het leger pleegt een coup)
 Cultuur•sociale omstandigheden  •een verbouwd gewas
   
 D   
 Daas•een insect  •in de war
 Dag•deel van de week  •begroeting
 Dagen•voor het gerecht ontbieden  •1 dag, 2 dagen  •beseffen (het begint hem te dagen)
 Dam•waterkering  •promotie van een schijf in het damspel
 Dame•vrouw  •figuur in het schaakspel
 Das•een dier  •omslag om de nek, stropdas
 Deel•afsplitsing van een hoeveelheid, maat of gewicht  •meeteenheid  •ruimte in een boerderij
 Dek•een bedekking (dekzeil, dek op een bed)  •buitenoppervlak van een schip
 Deken•geestelijke  •kleed  •toezichthouder in de advocatuur
 Del•duinvallei  •een vrouw van midder allooi
 Dicht•gesloten  •vlak bij elkaar, dicht opeen
 Dik•omvangrijk  •waardering (dat is dik in orde, dat is dik voor elkaar)
 Dip•saus bij borrelhap  •verminderde gemoedstoestand
 Discipline•tucht  •onderdeel
 Dobber•zware taak, een hele dobber  •visgerei
 Doel•beoogd eindresultaat  •onderdeel van een spel: de bal moet in het doel
 Dol•houder voor de roeispaan  •wild (een dolle boel)  •verzot op
 Dom•niet slim  •een grote kerk, kathedraal
 Doorslag•een overtuigend argument (dat geeft de doorslag)  •een kopie (doorslag) maken met carbonpapier
 Dot•plukje wol/katoen  •een schatje van een jongen/meisje
 Doven•niets horenden  •uitdoen / uitgaan (een kaars doven)
 Draad•middel om te naaien, breien, borduren; er loopt een draad door zijn leven  •schroefdraad
 Draagbaar•brancard  •gedragen kunnen worden (die stoel is draagbaar)
 Dreef•een allee (weg met bomen)  •hij/zij is op dreef (goed bezig)  •een lijk dreef in het water
 Drift•vaart  •boosheid
 Drijven•voor zich uit jagen (drijfjacht)  •op het wateroppervlak blijven
 Dronken•te veel alcohol op  •verleden tijd van het werkwoord drinken
 Droog•niet nat  •een korte (adrem) humoristische opmerking
 Drop•snoep, lekkernij  •laten vallen (ik drop de sleutels daar)
 Druk•het is druk op de weg  •werkwoord: ik druk de tafel iets omhoog
 Duiker•iemand die duikt  •iemand ie onder water bezig is  •waterdoorlating ergens onderdoor
 Duim•lichaamsdeel  •een Engelse maat aanduiding  •iemand geluk wensen (ik duim voor jou)
 Duiven•plaats in Gelderland  •meervoud van duif
 Dunk•waardering (hoge dunk van iemand hebben)  •punt scoren bij basketbal
 Duur•veel geld kosten  •(tijds)duur
 Dwars•rebels  •spoorbielzen liggen dwars
   
 E   
 Eens•gelijke mening  •ooit
 Eer•voordat  •goede doen (hij is in zijn eer aangetast)
 Effect•waardepapier  •gevolg
 Ei•vogelproduct  •minderwaardig persoon: wat een ei / watje
 Eigenheimer•aardappelsoort  •iemand die graag alles zelf doet
 Eikel•vrucht van een boom  •onvriendelijke bejegening van iemand (wat een eikel)
 Eind•ver (een eind weg)  •(uit)einde van bv. een stuk touw
 Eksteroog•het oog van een ekster  •likdoorn
 Elf•een getal  •mythologisch figuur
 Els•een priem (gereedschap)  •een boom  •meisjesnaam
 Eng•smal, nauw  •angstaanjagend
 Enig•erg leuk  •uniek
 Enkel•lichaamsdeel  •alleen
 Entree•voorgerecht bij een maaltijd  •ingang van een gebouw
 Es•een boom  •metalen buisje van de fagot waarop het dubbelriet geplaatst wordt
 Eta•Griekse letter  •groep in het Baskenland welke naar onafhankelijkheid streeft
 Ether•vluchtige stof  •hemelruim
 Even•deelbaar door twee  •ogenblik
 Ezel•een dier  •houder voor een schildersdoek  •een dom persoon
 Ezelsoor•het oor van een ezel  •een vouw in een bladzijde van een boek
   
 F   
 Fiat•toestemming  •automerk
 Film•een heel dun laagje  •opeenvolgende beelden, een film in de bioscoop
 Fin•type zeilboot  •bewoner van Finland
 Fles•container (wijnfles)  •failliet (dat bedrijf is op de fles)
 Flessen•containers (wijnflessen)  •oplichten, onrechtmatig benadelen
 Flessentrekker•een oplichter  •een schraper om een fles zo leeg mogelijk te maken
 Fluit•blaasinstrument  •aanduiding van hoeveelheid (een fluit bier)  •waardering (dat interesseert me geen fluit)
 Franco•vrachtvrij  •oude Spaanse dictator
 Frater•een geestelijke  •een vogelsoort
 Fret•een dier  •dunne schroefboor
   
 G   
 Gaaf•leuk  •zonder mankementen
 Gal•bittere vloeistof  •eenheid van versnelling
 Galg•draagband, bretels  •strop om de nek om iemand op te hangen  •hij/zij groeit op voor galg en rad
 Gang•loopwijze van een paard  •doorloop in een gebouw
 Gans•allemaal (gans het land)  •een vogel
 Gaping•hiaat  •gegeeuw
 Garage•bedrijf waar auto's gerepareerd worden  •stalling voor o.a. een auto
 Garde•klopper (keukenhulp)  •lijfwacht
 Gat•een opening (een gat in de heg)  •bips (op je gat zitten)
 Geboeid•geketend  •vol aandacht
 Geest•mythologisch figuur  •teneur (in de geest van)
 Gelaten•verslagen (hij maakt een gelaten indruk)  •ik heb een wind gelaten
 Gelijk•hij/zij heeft gelijk (zijn/haar mening is de juiste)  •meteen doen (ik doe dat gelijk even)
 Gemaal•pompinstallatie  •echtgenoot
 Gemeen•gemeenschappelijk  •slecht, verachtelijk  •niet boven iemand anders uitstekend (hij is gemeen soldaat)
 Genie•afdeling in het leger  •zeer slim persoon
 Gepast•niet overdreven (gepaste reactie)  •hij heeft die broek gepast
 Gerecht•rechtbank  •maaltijd
 Geroerd•aangedaan, emotioneel geraakt  •verleden tijd van het werkwoord roeren
 Geslacht•de koe is geslacht door de slager  •welke sekse (man of vrouw) heeft dat dier  •een taxonomische groep
 Getapt•hij heeft een glas bier getapt  •een getapt persoon (populair)
 Getikt•aangeraakt bij een tikspelletje  •zot, niet goed snik
 Gevaren•voltooid deelwoord van het werkwoord varen  •risico's
 Gier•een vogel  •mestvocht
 Gieren•hard lachen  •meervoud van een gier (vogel)  •uit het roer (van een boot) lopen
 Gift•een gave  •venijn (giftig)
 Gijzelaar•een gegijzelde  •een gijzelnemer
 Giro•een (oud) betaalmiddel  •wielerwedstrijd (de ronde van Italië)
 Glas•om uit te drinken  •een materiaal
 Goed•voor een japon  •bezit
 Gok•neus  •waagstuk
 Golf•een spel  •een golf in de zee; •wijde baai
 Graad•een eenheid van temperatuur  •eenheid in de meetkunde  •eenheid in de geografie  •een eenheid in scheikundige en natuurkunde metingen  •onderwijsterm (Dr, Drs, mr., ir., bc., ing., B.A., M.A., doctor)  •verwantschapsgraad binnen een familie  •hiërarchische functieaanduiding binnen een organisatie (leger, vrijmetselarij)  •mate van verbranding van een persoon (eerste graads, vierde graads)
 Graaf•een edelman  •enkelvoud van het werkwoord graven
 Gram•een gewichtsaanduiding  •wraak (zijn gram halen)
 Gratie•lieftaliig, bevallig  •kwijtschelding van straf
 Grauw•vale donkere kleur  •snauw
 Graven•spitten  •meervoud van een graf  •adellijke personen
 Griep•influenza  •meertandige mestvork
 Griet•bijnaam voor een grutto  •een platvis  •kleinerende aanduiding voor een meisje, vrouw  •een voornaam
 Grill•vleesrooster  •voorzijde van een auto om lucht door te laten
 Grond•aarde  •een reden
 Gulp•sluiting van een broek  •een forse sloot vloeistof
   
 H   
 Haan•mannelijke kip  •trekker van een pistool / geweer
 Haar•begroeiing op je hoofd  •eigendomsaanduiding (het is haar speelgoed)
 Haast•bijna (dat is haast niks)  •versneld tempo (vliegende haast)
 Hagel•korrelvormige neerslag  •munitie
 Hak•achterdeel van de zool van een schoen  •tegenwerken (iemand een hak zetten)
 Hal•ruimte achter de voordeur  •een entree-ruimte in een gebouw of huis, een ontvangstruimte  •een grote overdekte ruimte gericht op het uitvoeren van activiteiten
 Hard•niet samen te drukken  •een hard geluid
 Haring•een vis  •mini paaltje om de scheerlijn van een tent aan vast te maken
 Harmonie•overeenstemming  •muziek groep
 Hart•lichaamsdeel  •exacte middelpunt
 Harten•kaartkleur  •meervoud van hart
 Heet•erg warm  •werkwoord (die jongen heet Kees)  •sexy, opwindend  •pikant eten
 Helen•genezen  •opkopen van gestolen goederen
 Heler•genezer  •opkoper van gestolen goederen
 Hen•persoonlijk voornaamwoord  •vrouwelijke kip
 Herder•hondenras  •hoeder van een kudde vee
 Hijsen•optrekken (broek)  •drinken
 Hit•een honkbalterm die aangeeft dat de slagman na een raak geslagen bal een honk heeft bereikt  •Shetlandpony, een klein paard  •een liedje dat gedurende een bepaalde tijd populair is en aanslaat  •resultaten die men krijgt als men informatie opzoekt via een zogenaamde zoekmachine  •een jaarlijks terugkerende activiteit van Scouting Nederland  •een Bulgaarse en een Duitse supermarktketen  •een dansstijl
 Hoeven•meervoud van hoef (paardenhoef)  •werkwoord (wij hoeven dit niet te doen)
 Hof•iemand het hof maken  •tuin  •aan het hof van de koning  •deel van de rechtspraak
 Hoge•een maat voor de hoogte, bv. een hoge dijk  •tuin  •een maar voor de ernst van een situatie, bv. een hoge uitzondering
 Hol•enkelvoud van het werkwoord hollen (rennen)  •zonder inhoud (een hol vat)
 Hommel•een insect  •een snaarinstrument
 Hoofd•lichaamsdeel  •hoofd van een afdeling, afdelingshoofd
 Hoop•verwachting  •stapel
 Hoorn•gewei (van een koe)  •een hoorntje ijs (waar een ijsje in wordt gedaan)  •deel van een oude telefoon  •plaats in Noord-Holland
 Hop•een vogel  •grondstof voor bier
   
 I   
 IJdel•eigen verschijning belangrijk vinden  •vergeefs (ijdele hoop)
 IJs•bevroren water  •lekkernij
 IJsberen•een dier  •heen-en-weer lopen
 IJzer•een metaal  •club in het golfspel
 IJzer•een metaal  •club in het golfspel
 Inrichting•een verblijf voor gestraften  •de indeling van een huis
 Intrappen•een deur intrappen  •pas op: niet in deze grap / val intrappen
 Inval•een plotseling opkomende gedachte  •een overval
   
 J   
 Jacht•plezier vaartuig  •jagen op dieren
 Jura•geologisch tijdperk  •een gebergte
   
 K   
 Kaart•een speelkaart  •een landkaart  •een toegangskaart  •een felicitatiekaart
 Kabinet•alle ministers van de zittende regering  •vergaderkamer  •meubelstuk
 Kabouter•kleine gedienstige huisgeest (dat hebben de kaboutertjes gedaan)  •dwerg  •vrouwelijke scout (7-11 jaar)  •aanhanger uit de provobeweging
 Kadaver•het lijk van een dier  •strenge tucht (kadaver discipline)
 Kader•groep uitvoerenden  •richtlijn
 Kalkoen•een dier  •stuk van een muuranker
 Kalven•afspoelende grond  •jonge koeien
 Kam•om je hoofdhaar te ordenen  •bergkam  •deel van een snaarinstrument
 Kamer•ruimte in een huis  •deel van de rechtspraak
 Kan•serviesgoed  •enkelvoud van het werkwoord kunnen
 Kanon•zangvorm  •wapen
 Kant•zijde (mijn kant van het verhaal)  •borduursel
 Kapen•stelen, roof op zee  •landpunten
 Kapsel•omhulsel  •haardracht
 Kardinaal•een boei  •een geestelijke  •een zangvogel
 Kas•oogholte  •bewaarplaats voor geld (geld in kas hebben)  •kweekruimte voor gewassen
 Kat•een dier  •bazige vrouw (dat is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken)
 Kater•mannelijke poes  •toestand van malaise, na overvloedig drankgebruik of een teleurstellende ervaring
 Katjes•bloesem  •jonge poezen
 Katoen•een soort stof  •een uitdrukking te aansporing: geef 'm van katoen
 Kattenkop•kop van een kat  •erg vervelend meisje/vrouw
 Kauwen•voedsel vermalen  •vogels
 Keep•insnijding  •vogelsoort
 Kees•hondenras  •voornaam van een man
 Keet•schuur(tje), loods  •plezier, keet trappen
 Kegel•meetkundig lichaam  •uitgeademde lucht na overmatig drank of gekruid eten
 Kei•een steen  •ergens heel goed in zijn
 Kennis•wetenschap  •een bekende persoon
 Keren•omdraaien  •meerdere voorkomens
 Kever•een insect  •eem auto-model van Volkswagen
 Kieken•fotograferen  •kuiken
 Kiel•kledingstuk  •deel van een schip
 Kies•lichaamsdeel  •niet netjes (onkies)  •enkelvoud van het werkwoord kiezen
 Kikker•een dier  •klamp (houvast) op een boot om een lijn aan vast te maken
 Kisten•van de wijs brengen (laat je niet kisten)  •opslag ruimte, houten doos
 Kiwi•tropische vrucht  •loopvogel
 Klappen•applaus  •begrijpen (hij kent het klappen van de zweep)
 Klas•ik zit in de vijfde klas  •een lokaal op school
 Klem•met nadruk iets zeggen  •om iets vast te zetten (een wielklem)
 Kletsen•praten  •slaan (zich op de dijen kletsen van plezier)
 Kletskop•een koekje  •iemand die veel praat
 Klier•lichaamsdeel  •vervelend iemand, zeurpiet
 Klinker•taalbegrip  •steen voor het wegdek
 Kloek•een vrouwtjes kip met kuikens  •vastberaden, dapper (een kloeke actie)
 Klok•instrument dat de tijd aangeeft (digitaal of analoog)  •doorgaans bekervormig klankinstrument dat geluid produceert door aanslaan met een inwendige klepel of hamer of een uitwendige hamer  •meestal bekervormige, aan de onderzijde open, container dat onder water een luchtbel herbergt. In een specifieke vorm een vanginstrument om waterdieren met een hoeveelheid water en al over te brengen
 Klokken•klokken luiden  •een bepaalde verstreken tijd timen  •het geluid van doorslikken
 Klomp•houten schoeisel  •een kluit
 Klopt•mee eens (die optelling klopt)  •aankloppen (hoor wie klopt daar kinderen)
 Kluts•in de war zijn (hij is de kluts kwijt)  •scrimage in bv. voetbal met onverwachte uitkomst
 Knaapje•hanger voor jas, blouse, overhemd, polo  •jongetje
 Knap•kundig, bekwaam  •mooi, welgevormd
 Kneep•moeilijkheid  •Jan kneep Marie in haar...
 Knevel•snor  •aangehaalde lus
 Knip•werkwoord (knippen met een schaar)  •geen knip voor de neus waard zijn  •portmonnee  •geluid maken met je vingers (hij knipt met zijn vingers)
 Knippen•buigen  •afsnijden
 Knol•een paard  •wortel
 Knoop•(astronomie), één van de punten van de snijlijn tussen de banen van twee hemellichamen  •(grafentheorie), een graaf bestaat onder andere uit een verzameling knopen  •(hardheid), een methode om indrukhardheid te meten  •(kleding), een makkelijk los en vast te maken verbindingsmiddel bij kleding  •(plant) een verdikte plaats aan de stengel van een plant  •(touw), als verbinding tussen twee stukken touw  •(openbaar vervoer), de (klokvaste) verzameltijd voor treinen of bussen op een station  •(trillingen), knopen zijn de niet trillende punten van een snaar, zie boventoon  •(wiskunde) knoop(punt) of vertex, het punt waar twee rechte stukken van een open of gesloten veelhoek bij elkaar komen  •(zeevaart), snelheidsmaat in de zeevaart en luchtvaart
 Knuffel•omhelzing  •een speelgoedbeest als knuffel
 Knuppel•stuurstang van een vliegtuig  •slagattribuut bij honkbal  •beledigende opmerking over een man (wat een knuppel)
 Kol•een vrouw die magie bedrijft  •een heuvel in de wielersport  •een ronde witte plek op het voorhoofd, bijvoorbeeld tussen de beide ogen van het paard  •het voorhoofd zelf  •een groot sleepnet  •plantenkop, beste hennep
 Kom•enkelvoud van het werkwoord komen (ik kom)  •om uit te eten of drinken (soepkom)  •de kom van een gewricht
 Koen•onversaagd  •een jongensnaam
 Koers•wielerwedstrijd  •richting (koers van een schip  •waarde van vreemde valuta (wisselkoers)
 Koning•vorst van een land  •figuur in het schaakspel  •kaart in het kaartspel
 Koningin•vorstin van een land  •figuur in het schaakspel  •kaart in het kaartspel
 Kooi•verblijfplaats voor een wild dier in gevangenschap  •slaapplaats op een schip
 Kool•groente  •kolen om te verbranden
 Kop•beker  •hoofd  •bovenkant (een spijker op de kop slaan)  •een groep bloemen die aan één steel zitten  •de voorkant of bovenkant van van iets  •opschrift boven een bericht
 Koper•iemand die koopt  •een metaal
 Koppel•broeksriem  •een tweetal  •trekkracht
 Koppen•meerdere kopjes (hoeveel koppen koffie moet ik inschenken)  •hoofd (zij staken de koppen bij elkaar)  •actie bij voetbal (de bal koppen)
 Kraai•een vogel  •familie (hij heeft kind noch kraai)
 Kraan•machine die voorwerpen kan optillen  •afsluiter/opener van een leiding
 Krabben•meervoud van een krab (een dier)  •krabbelen
 Kraken•onwettig bewonen  •knerpen  •onwettig oplossen (een versleuteling kraken)
 Kras•een streep  •levendig (de man is nog kras)
 Kreeft•schaaldier  •sterrenbeeld
 Kreng•kadaver  •onaangenaam mens
 Krib•slaapplek voor baby  •hoofd in een rivier
 Krijt•geologisch tijdvak  •een gesteentje  •krijt waarmee je op een schoolbord schrijft  •om de top van een keu minder glad te maken  •bij iemand in het krijt staan (iemand iets schuldig zijn
 Kroes•een mok om uit te drinken  •kleine krullen (kroes haar)
 Kroon•opzetstuk op een kies  •kroon van de koning
 Krop•stronk van een slaplant  •keelzak van een vogel
 Kruin•haardos  •bovenste gebladerte van een boom
 Kruk•hulpmiddel bij het lopen (hij loopt op krukken)  •klein stoeltje (melkkruk)  •schampere benaming van iemand (wat een kruk)
 Kunst•een vaardigheid  •artistiek werk
 Kurk•boomschors  •afsluiting van een fles
 Kuit•viseitjes  •deel van het (mensen)been
 Kussen•hoofdkussen  •zoenen
 Kust•enkelvoud van het werkwoord kussen  •strook land wat aan zee grenst
 Kwal•een zeedier  •een mispunt
 Kwartier•één-vierde uur  •onderkomen  •positie van de maan (eerste kwartier)
 Kwast•rare vent  •schilders instrument  •een drankje
   
 L   
 La•muzieknoot  •uitschuifbare bak in een meubelstuk
 Laag•geringe hoogte  •de chocolade zit in de tweede laag
 Lader•een persoon (de lader van de vrachtauto)  •een apparaat wat een accu kan opladen
 Laf•flauw smakend, zouteloos  •zonder moed
 Lager•kogellager  •biersoort  •geringere hoogte
 Lak•verf  •onverschillig (lak hebben aan)
 Laken•afkeuren, verwijten  •doek op een bed  •wollen stof, die eerst is geweven en daarna vervilt
 Lam•een jong schaap  •beperkt in beweging (verlamming)  •dronken
 Lama•priester  •een dier
 Lamp•tot verlichting dienend voorwerp  •schuldig (hij is tegen de lamp gelopen)
 Land•een stuk grond  •een hekel hebben aan  •met een eigen regering
 Laos•kruiderij  •een land in Azië
 Lap•een lap stof  •iemand uit Lapland
 Lappen•lappen stof  •de ramen lappen (zemen)
 Last•een zware taak  •iemand is een ander tot last
 Lat•acroniem: living apart together  •een smal en lang stuk hout
 Leden•een vereniging heeft leden (deelnemers)  •een ziekte onder de leden hebben
 Leek•niet-geestelijke  •onwetende
 Leer•bewerkte huid van een dier  •werkwoord (ik leer dansen)  •een ladder  •denkwijze (de leer van een geleerde)
 Leest•schoenmakersgerei  •basisontwerp (op welke leest is dat geschoeid)  •werkwoord (Jan leest een boek)
 Leger•verzameling van soldaten en wapens  •overnachtingsplek van een haas  •mijn glas is leger dan die van jou
 Leiden•plaats in Zuid-Holland  •leiding geven aan
 Leiding•leraar geeft leiding aan een klas  •(water)leiding
 Lek•rvier (voorzetting van de Nederrijn)  •onbedoeld doorlaten van een vloeistof of gas  •beeldspraak als de oorzaak van een probleem is gevonden: 'het lek is boven'
 Lel•onderste deel van het oor (oorlel)  •klap (iemand een lel verkopen)
 Lemma•plantengeslacht uit de familie der Marsileaceae  •trefwoord in een naslagwerk  •bepaalde stelling in de taalwereld  •onderdeel van een wiskundig bewijs
 Lens•optisch instrument  •geslacht in de vlinderbloemfamilie
 Les•vermaning (iemand de les lezen)  •ondericht (op school)
 Lessen•meervoud van les  •dorst lessen
 Let•bewoner van Letland  •in tennis een punt wat opnieuw gespeeld moet worden  •werkwoord: wat let je
 Leven•het 'zijn'  •lawaai
 Licht•schijnsel  •niet zwaar  •niet slim (dat is geen groot licht)
 Lichten•meervoud van licht  •het anker lichten
 Lid•deksel  •deelnemer van een groep
 Lier•muziekinstrument  •takel
 Lift•hijswerktuig  •gratis meerijden met iemand  •stijgkracht
 Liga•verbond  •merk koekjes
 Lijken•dode lichamen  •ziet eruit alsof
 Lijn•touwwerk op een boot  •dieet (zij doet aan de lijn)  •een scheiding  •hij drukt zijn snor (lijntrekker)
 Lijst•omlijsting - rand van een schilderij  •opsomming, tabel
 Link•een verbinding  •gevaarlijk (linke Loetje)
 Loge•vereniging van vrijmetselaars  •rang in het theater
 Lof•groente  •bewondering (hij krijgt veel lof toegezwaaid)
 Lomp•een vod  •ruw
 Lood•een metaal  •niet recht, ontdaan (uit het lood geslagen)
 Loods•opbergruimte  •gids die schepen de haven binnen brengt
 Look•stijl in mode en uitstraling (de nieuwe look)  •een plant
 Loop•de loop van een rivier  •enkelvoud van het werkwoord lopen  •deel van een kanon, geweer, revolver
 Loper•wandelaar  •een sleutel die altijd past  •figuur in het schaakspel
 Lot•kans in een loterij  •bestemming (levenslot)
 Lossen•activiteit in een haven  •hij moet lossen uit de kopgroep
 Lui•een groep mensen (die lui daar)  •geen zin in iets doen
 Luister•praal  •enkelvoud van het werkwoord luisteren
 Lust•fraai, mooi (een lust voor het oog)  •zin hebben in
   
 M   
 Maal•keer (2 maal 2 is 4)  •maaltijd
 Maas•rivier  •opening (in een net of wet)
 Maat•een goede vriend, een makker  •aanduiding van een afmeting  •ritme aanduiding bij muziek  •partner in een (advocaten)kantoor
 Mal•raar (doe niet zo mal)  •een frame, een model, een gietvorm
 Malen•fijn malen  •gek zijn
 Maling•resultaat van malen  •maling hebben aan (zich er niks van aantrekken)
 Manen•hemellichamen  •hoofd/nek begroeiing van een paard  •aandringen
 Markies•luifel  •adelijke titel
 Mars•kunde (hij heeft heel wat in zijn mars)  •hemellichaam  •snoepgoed  •een militaire tocht  •een muziekstuk
 Martelaar•iemand die om zijn geloof niet te zerzaken zijn leven offert  •iemand die mensen of dieren martelt
 Mat•vloerbedekking  •waardering van een kleur  •eindpositie bij het schaken
 Medium•doorgever van berichten uit het geestenrijk  •half doorbakken
 Meer•watervlakte  •aanduiding van hoeveelheid (Piet wil meer boterhammen)
 Meester•leraar in het onderwijs  •titel (meester in de rechten)
 Meet•doopgetuige  •begin- eindstreep van een wedstrijd
 Mensuur•arbeidsduur  •litteken
 Merken•gewaar worden  •merkteken aanbrengen
 Meter•lengtemaat  •doopmoeder
 Middel•een manier  •lichaamsdeel, taille
 Mijn•een bom  •eigendom (dat is mijn auto)  •opgraven, een kolenmijn
 Mijt•stapel hooi  •insect
 Min•rekenfunctie: aftrekken (5 min 3 = 2)  •negatieve beoordeling  •laf, gemeen
 Minnen•liefhebben  •nadelen (veel plussen en minnen)
 Mis•verkeerd (u hebt het mis, u bent abuis)  •godsdienst uitvoering
 Mist•enkelvoud van het werkwoord missen  •dichte laaghangende bewolking
 Moe•vermoeid  •dialect voor moeder
 Moet•indruksel  •noest in hout
 Mof•handwarmer  •bijnaam voor een Duitser
 Mokken•een drinkbeker zonder oor (twee mokken koffie)  •werkwoord: wrevelig, ontstemd, pruilen
 Molen•een door wind, water of spierkracht aangedreven machine die door roterende werking energie levert  •op- en afrolbare klos visdraad aan een werphengel
 Monster•specimen  •bangmakend dier
 Mop•een koekje  •een grap  •een hondensoort
 Morgenster•de planeet Venus  •een wapen (steel met kop met scherpe punten)  •bastion in Utrecht  •schilderij van Hendrik Keun  •bijnaam voor de vlag van Westelijk Nieuw-Guinea  •straatjutter  •een plant  •Maria, de moeder van Jezus  •Bijbelpersoon Lucifer, zoon van de dageraad  •Jezus in Openbaring 22:16,17.
 Mortier•vijzel  •een schietwapen
 Mot•een insect  •ruzie, onenigheid (hij heeft mot met de buurman)
 Motor•aandrijving van een voertuig, auto, vliegtuig (welke motor zit daarin)  •het geheel van een tweewieler welke motorisch wordt aangedreven
 Muil•pantoffel  •bek van een groot dier
 Muis•een dier  •lichaamsdeel (de muis van de hand)  •computeraccessoire
 Mul•een vis  •structuur (mul zand)
 Munt•een geldstuk  •een plant  •kant van een muntstuk (kop of munt)
 Muur•een plant  •een stenen hek
   
 N   
 Naald•handwerk gereedschap  •bouwsel ter herdenking (herdenkingsnaald)  •wijzer van een kompas  •om een injectie toe te dienen
 Naam•hoe iemand genoemd wordt  •reputatie
 Naar•ergens heen gaan  •vervelend, akelig
 Nagel•een spijker  •een lichaamsdeel
 Nalaten•erven  •niet doen
 Natuurlijk•uiteraard  •iets uit de natuur (bv. een geneesmiddel)
 Neigen•hellen, af- oplopend  •een aarzelende mening
 Nel•troef negen  •vrouwelijke voornaam
 Nest•broedplaats, nest van een vogel  •verwend, vervelend meisje, verwaand nest
 Net•even geleden (dat is net gebeurd)  •dat ging maar net goed  •vissers benodigdheden
 Neus•neus op je hoofd  •neus van je schoen  •waardering van wijn:: mooie neus
 Neven•naast  •meervoud van neef
 Nicht•dochter van oom of tante  •homo
 Niet•ontkenning  •niet-apparaat
 Noest•verdikking in het hout  •hard werken, ijverig
 Non•katholieke gestelijke  •een vlindersoort
 Noodweer•afweer in geval van nood  •extreem slecht weer
 Noot•muzieknoot  •een vrucht  •verklarende notitie
 Noor•bewoner van Noorwegen  •zwart paard
 Noren•bewoners van Noorwegen  •type schaatsen
 Nota•aantekening  •een rekening
 Nuchter•bedachtzaam, rationeel  •als de alcohol is uitgewerkt
   
 O   
 Omgang•een herdenking (een stille omgang)  •contact hebben (hij heeft omgang met Piet)
 Onrust•onderdeel van een horloge  •niet rusrig zijn
 Ons•100 gram  •bezittelijk voornaamwoord
 Oog•lichaamsdeel  •een opening (het oog van de naald)
 Oor•lichaamsdeel  •handvat
 Op•niets meer aanwezig (de koek is op)  •plaatsaanduiding (Jan zit op de stoel)
 Operatie•chirurgische ingreep  •een groot project  •een wiskundige bewerking op een object
 Opgave•een belasting (dat is een grote opgave)  •niet meer meedoen (ik geef het op)  •een som, een opdracht
 Opgeven•niet meer meedoen (ik geef het op)  •je kunt je opgeven als lid van een vereniging
 Opheffen•teniet doen  •optillen
 Oplichten•verlichten (oplichten in het donker)  •onrechtmatig benadelen
 Opname•foto, scan  •intake in een ziekenhuis
 Oppassen•de babysit komt oppassen  •waarschuwen (jij moet oppassen anders...)
 Opper•hooistapel  •rang bij de politie)
 Opscheppen•een bord met eten opscheppen  •beter voordoen
 Opstoot•boksterm (uppercut)  •relletje
 Orde•klooster  •gemeenschap  •netheid
 Orgaan•lichammsdeel  •partijblad
 Ouder•hogere leeftijd  •papa of mama
 Overdrijven•wolken die overdrijven  •beter dan de werkelijkheid
 Overgeven•vomeren, braken  •kennis of voorwerp aan iemand overgeven
   
 P   
 Paard•turntoestel  •een dier  •figuur in het schaakspel
 Pad•een amfibie  •een weg(getje), voetpad
 Page•een vlindersoort  •een bediende van een edelman
 Pakken•nemen  •meerdere pakken (de pakken hangen in het rek)
 Palm•lichaamsdeel (handpalm)  •biersoort  •een boom  •oude lengtemaat
 Pan•een pan op het fornuis  •een dal in de duinen (een duinpan)  •dakbedekking
 Panama•een land in Midden-Amerika  •het kanaal wat de Atlantische Oceaan met de Grote Oceann verbindt  •een soort (stro)hoed
 Pap•vader  •een gerecht
 Papegaai•vogel  •handvat boven een (ziekenhuis)bed om je aan op te trekken
 Parket•vloerbedekking  •gedeelte van de rechtspraak
 Partij•een hoeveelheid  •een goede huwelijkskeuze, hij is een goede partij
 Pas•een stap  •een pas(poort)  •net gebeurd  •onbehoorlijk (geeft geen pas)  •verbinding tussen 2 bergen
 Passen•de juiste maat hebben/nemen  •reisdocument  •bergovergang  •betamen
 Pasta•Italiaans gerecht  •materiaal (vulpasta, tandpasta)
 Patent•er goed uitzien (je ziet er patent uit)  •patent hebben op een uitvinding (octrooi)  •vaarbevoegdsheidbewijs
 Patroon•een baas, werkgever  •meerdere malen voorkomen (ik zie daar een patroon in)  •voorbeeld (bij handwerken zoals naaien en breien)
 Pen•schrijfgerei  •staaf met scherpe punt  •lange stevige veer
 Permanent•bestemd om te blijven  •in het haar aangebrachte golven
 Pers•enkelvoud van het werkwoord persen  •een (druk)pers  •nieuwsgaring  •een kattensoort
 Pest•plagen  •een ziekte
 Piano•zacht (muziek)  •muziekinstrument
 Piep•piep jong  •enkelvoud van het werkwoord piepen (dan zou jij wel anders piepen)
 Pier•een worm  •aanlegplaats voor schepen
 Pijp•een rookinstrument  •een buis (pijpleiding)  •deel van een broek (broekspijp)
 Pik•wrok (de pik op iemand hebben)  •houweel  •boothaak
 Pil•een dik boek (een hele pil)  •geneesmiddel
 Pink•een eenjarige koe  •lichaamsdeel  •vissersvaartuig
 Piste•ski-afdaling  •overdekte wielerbaan  •circusvloer
 Pit•zaadkern  •iemand met veel energie, 'die heeft pit'
 Pitten•slapen  •meervoud van pit
 Plaats•beschikbare ruimte  •dorp, stad
 Plagen•sarren  •ziektes (een pestplaag)
 Plak•weinig invloed hebben (hij zit onder de plak)  •enkelvoud van het werkwoord plakken
 Plassen•urineren  •meervoud van een plas water
 Ploeg•grond-omwoeler  •groep, team, afdeling
 Plomp•grof, hard, onbeheerst (die reactie is plomp)  •water (hij is in de plomp gevallen)
 Pluim•pluim uit een schoorsteen (rookpluim)  •waardering / compliment  •veer van een vogel
 Po•riier in Italië  •plaspot
 Poets•voor de gek houden (iemand een poets bakken)  •enkelvoud van het werkwoord poetsen
 Polo•kledingstuk  •paardensport
 Polsen•lichaamsdeel  •verkennend vragen
 Pond•500 gram  •Engels betaalmiddel
 Pony•een klein paard  •kapsel
 Pool•iemand uit het land Polen  •een pool van de aarde (noordpool, zuidpool)  •de pool van een magneet< /td>
 Poot•been van een dier  •enkelvoud van het werkwoorden poten (aardappels poten)
 Pop•speelgoed  •afkorting van populair (popmuziek)  •ontwikkelingsfase van een insect
 Portier•een (auto)deur  •iemand die op wacht staat bij een ingang
 Post•brieven ontvangen  •hij staat op zijn post (op de plek waar hij hoort te staan)  •deurstijl  •een ambt, een baan  •een punt op de begroting
 Posten•deurstijlen  •wachtlopen  •versturen
 Pot•opbergmiddel (inktpot)  •lesbiënne
 Preek•saaie vermaning  •zondagsverhaal vanaf de kansel
 Premie•maandelijk/jaarlijks bedrag aan de verzekerings  •er staat een premie op zijn hoofd (beloning voor het opsporen)
 Present•aanwezig  •een geschenk
 Prijs•gewonnen cadeau (de eerste prijs)  •bedrag  •openbaar maken (het geheim prijsgeven)
 Prik•een injectie  •visachtig dier (prikken)  •een baken voor de scheepsvaart in kleine vaargeulen  •het elfenzwaard van Frodo Balings (Tolkien)  •een Belgische vrijzinnige vereniging
 Pruimen•meervoud van en pruim, een vrucht  •tabak kauwen
 Punt•spits  •leesteken  •argument (daar heb je wel een punt)
 Punteren•een boot voortduwen (in Giethoorn)  •een bal wegschoppen met de punt van de schoen
 Puree•moeilijkheden (hij zit in de puree)  •een gerecht
 Put•gegraven gat in de grond  •een slag in het golfspel om de bal in de hole te krijgen
   
 Q   
   
 R   
 Raad•advies  •bestuursorgaan
 Raam•omlijsting  •venster
 Raap•knol (koolraap)  •duidelijk (recht voor zijn raap)
 Raken•treffen (klap, schot, stoot)  •ontroeren (emotie opwekken)
 Raket•waterijsje  •ruimtevaartschip
 Rally•wedstrijd voor auto's  •heen-en-weer slagen bij tennis
 Ram•mannelijk schaap  •sterrenbeeld
 Ramen•vensters  •inschatten
 Rammelaar•mannelijk dier  •speelgoed
 Rank•een takje (een wijnrank)  •slank, dun (rank figuur)
 Ransel•rugzak  •een pak slaag
 Rapen•een groente  •oppakken  •uitdrukking: de rapen zijn gaar (je bent er gloeiend bij)
 Ras•vlug  •taxonomische groep
 Recht•niet krom  •toekomen (hij heeft recht van spreken)  •wettelijk toegestaan (het recht zegeviert altijd)
 Rechter•een magistraat  •handenschudden doe je met je rechter hand
 Reclame•beklag  •adverteren
 Rede•aanleg / afmeer mogelijkheid voor een schip  •denkvermogen  •toespraak
 Regel•gewoonte  •een regel in een boek of schrift
 Rek•gymnastiektoestel  •uitbreiding (daar zit nog wel wat rek in)  •wasrek  •looprek
 Rekel•een mannetjes vos  •een deugniet  •een vlaskam
 Rekken•strekken  •uitstellen
 Remise•gelijkspel  •loods voor tram en trein
 Ren•werkwoord: ik ren, wij rennen  •kippenverblijf
 Riem•roeispaan, om te roeien in een roeiboot  •broeksband  •een hoeveelheid papier
 Rijk•veel geld hebben  •een land (het rijk van de rijzende zon)
 Rijp•een vrucht is rijp (volgroeid)  •ijsafzetting, bevroren dauw
 Ring•rondweg (om een stad)  •versiering om een vinger  •geluid van een bel  •ruimte om te boksen  •turntoestel
 Roede•vlaktemaat  •gesel  •gordijnrail
 Roem•een verzameling kaarten bij kaartspel  •eer, eervol
 Roer•stuur van een schip  •enkelvoud van het werkwoord roeren
 Rol•een rol pepermunt  •een functie, een deelname (rol) in een toneelspel / film  •enkelvoud van het werkwoord rollen  •zich uitleven in uitgaansgelegenheden (hij/zij is aan de rol)
 Roma•hoofdstad van het Romeinse Rijk  •een volksgroep
 Romp•deel van een schip  •lichaamsdeel
 Rondo•lekkernij  •oefenvorm bij voetbal
 Rook•verleden tijd van het werkwoord ruiken  •rook van een vuur
 Roos•een bloem  •middelpunt van een schietschijf  •schilfers in je haar
 Rooster•lijst met dingen te doen  •evenwijdige staven (traliewerk)  •overzicht van (school)lessen
 Ros•een paard  •de kleur van haar
 Rot•vervelend (dat is rot voor je)  •vergaan
 Rotting•bederf  •zweepje
 Rug•lichaamsdeel  •hoger gelegen langgerekte landvorm  •een langgerekt gebied met hoge luchtdruk  •kopse kant van een boek
 Ruim•wijd  •opslagruimte (het ruim van een schip)
 Ruit•een raam  •een geometrische vorm
 Ruiten•spelkaart  •meervoud van een ruit - raam
 Ruiter•op een archiefkaart  •op een paard
 Rund•een koe  •een stommeling
   
 S   
 Scene•een deel van een toneelstuk  •een uit de hand gelopen meningsverschil met beledigende woorden
 Schaal•fruitschaal  •harde buitenste bekleding  •reeks streepjes als maatstaf voor een eenheid: gradenschaal, millimeterschaal  •in de laagste/hoogste schaal, salarisschaal
 Schaar•gereedschap om iets af te knippen  •een schijnbeweging in het voetbal
 Schat•werkwoord: de expert schat de waarde op  •mijn vrouw is een schat  •schat zoeken
 Schel•een bel  •fel (een schel licht)
 Schelen•verschillen  •mankeren
 Schenken•thee schenken  •geld schenken
 Scheppen•het (doen) ontstaan uit het niets, creëren  •met een schep iets verplaatsen
 Scherm•bescherming tegen (windscherm, zonnescherm)  •waar een beeld op wordt geprojecteerd (computerscherm, bioscoopscherm)  •enkelvoud van het werkwoord schermen
 Schier•bijna  •afkorting voor Schiermonnikoog
 Schijnen•ziet eruit alsof  •verlichten
 Schip•hoofdruimte van een kerk  •een boot
 Schoft•schouder  •scheldwoord, gemene kerel
 Schokker•soort boon  •soort boot
 Schol•een vis  •aardkorst
 School•onderwijsinstelling  •richting in de kunst  •een groep vissen
 Schoonheid•mooi zijn in het algemeen  •benaming voor een aantrekkelijk uitziende vrouw
 Schoot•zitgedeelte op een zittend persoon  •lijn om een zeil op een zeilboot te bedienen  •verleden tijd van het werkwoord schieten
 Schop•schep  •iemand een schop (trap) geven
 Schort•voorgebonden kledingstuk  •werkwoord (daar schort het nog wel eens aan
 Schor•hees van stem  •buitendijks land
 Schot•afscheiding (een tussenschot)  •schieten (een schot hagel)  •iemand uit Schotland
 Schots•uit Schotland  •ijsschots  •schots en scheef
 Schrift•handschrift (mooie schrift heeft ze)  •dun boekwerk om iets in op te schrijven
 Schroef•bevestigingsmiddel  •voortstuwing van een boot
 Schuren•bouwsel  •hout bewerken
 Schurken•boeven  •ergens tegenaan wrijven
 Schutting•afbakening (van een tuin)  •werking van een (schut)sluis (laatste schutting is om 20.00 uur)
 Schwalbe•Duits voor zwaluw  •een fopduik in het voetbal
 Service•opslag bij racketsporten  •dienst bewijzen (goede service in dit hotel)
 Set•aantal bijeenhorende zaken  •deel van een wedstrijd
 Shot•filmopname  •een dosis drugs
 Siamees•kattensoort  •inwoner van Thailand
 Singel•buikriem voor een paard  •houtwal  •waterloop in stedelijke bebouwing
 Sinus•holten in de neus, voorhoofd en kaak  •wiskundige bewerking
 Sirene•alarmbel -hoorn  •mythologisch wezen
 Slaan•een oplawaai geven  •tijd aangeven (het slaan van de kerkklok)
 Slaap•lichaamsdeel  •toe zijn aan slapen (ik heb slaap)
 Slag•een term bij honkbal (1 slag, 2 wijd))  •gebruik maken van de gelegenheid (hij slaat zijn slag)  •een draaiing (een slag in het touw)  •militair treffen  •het opzettelijk doen belanden van een hand of een voorwerp op iemand  •een pijnlijke of nadelige gebeurtenis  •een aantal kaarten, van iedere speler gewoonlijk één, die door een bepaalde speler gewonnen worden  •geluid gemaakt door een ontploffing of een klap (slagwerk)  •het slaan van het hart (hartslag) dat voelbaar is aan de pols (polsslag)  •beweging van de armen bij zwemmen (zwemslag)  •beweging van de benen bij schaatsen (schaatsslag)  •de keer dat iets ronddraait
 Slak•een dier  •verbrandingsrest
 Slang•een dier  •een soepele leiding (waterslang)
 Slee•grote dure auto  •wintersportartikel
 Sleutel•apparaat om een slot (in een deur) te ontsluiten  •gereedschap (bv. een steeksleutel)
 Slip•ondergoed  •ontsporen (de auto raakt in een slip)  •controlestrook van een cheque  •hangende punt van een jas of jurk (slippendrager)
 Slof•pantoffel  •hoeveelheid (een slof sigaretten)
 Sloop•afbreken, uit elkaar halen  •overtrek over een kussen, kussensloop
 Sloot•waterloop  •hij sloot de deur achter zich
 Slot•einde  •burcht, kasteel  •sluitmiddel (een slot op een deur)
 Slurf•snuit van een olifant  •trechter van een windhoos  •ingang van een vliegtuig
 Smeer•uitstrijken (ik smeer een boterham)  •viezigheid
 Snert•een soep  •waardeloos
 Snijden•een stukje ergens af snijden  •iemand de pas af snijden
 Snik•zot, niet goed snik  •keelgeluid
 Snoek•een vis  •een misslag bij het (wedstrijd)roeien
 Snuit•neus van een dier  •enkelvoud van het werkwoord snuiten
 Soes•lekkernij  •enkelvoud van soezen, dommelen
 Som•bedrag  •een rekenkundige opgave
 Spa•steekschop  •welzijnsoord  •stad in België
 Spaan•werktukg om te roeien  •splinter van houtë
 Span•een stel trekdieren  •enkelvoud van het werkwoord spannen (het gaat er om spannen, een touw spannenë
 Spel•middel tot ontspanning (een spel spelen)  •enkelvoud van het werkwoorden spellen
 Spa•steekschop  •welzijnsoord  •stad in België
 Spetter•opspringend spatdeel  •bijzonder fraai persoon
 Spinnen•achtpotige insecten  •geluid van een kat  •wol bewerken
 Spits•topdrukte in het verkeer  •smal toelopend  •aanvaller in een (bal)spel
 Split•fijn grind  •inkeping in een rok of jurk
 Spoed•haast  •afmeting van schroefdraad op een bout
 Spoor•algemeen voor vervoer per trein  •klein duimpje liet een spoor van broodkruimels achter  •navigatieapparatuur maakt een spoor (track)
 Sporen•met de trein gaan  •voortplantingsmiddel van o.a. paddestoelen  •zich gedragen, die mensen sporen niet
 Sport•spel  •trede van een ladder
 Spruit•telg, nageslacht  •groente
 Staal•monster, specimen, voorbeeld  •een metaal
 Staar•werkwoord: ik staar naar een mooie...  •een oogaandoeningen
 Staat•hoe staat het ervoor (staat van beleg)  •een land  •enkelvoud van het werkwoord staan
 Staf•loopstok (herdersstaf)  •leidinggevende groep
 Stam•stam van een boom  •afstamming (ik stam af van Willem de Derde)
 Stappen•passen (voetstappen)  •naar een uitgaansgelegenheid (ik ga stappen vanavond)
 Steeg•een smalle weg tussen huizen  •verleden tijd van het werkwoord stijgen
 Steek•een prik  •een hoofddeksel
 Steel•handvat  •enkelvoud van het werkwoord stelen
 Stel•een aantal (een stel mensen)  •voorwaarde (stel ik ga dat en dat doen)
 Stelling•een vaststaand gegeven (stelling van Pythagoras)  •stellage voor bouwvakkers
 Stem•enkelvoud van het werkwoord stemmen (bij een verkxxxxxxxxxxxxiezing)  •zeggenschap  •vermogen om te spreken
 Stemmer•iemand die een piano stemt  •iemand die zijn stem uitbrengt een een verkiezing
 Stemming •humeur  •kiezen (we brengen dat in stemming)
 Ster •hemellichaam  •een barst in een ruit (liever een ster in mijn voorruit dan op de motorkap)  •erg goed zijn in iets (hij is een ster in het voetbal)
 Steunen •zuchten  •wij steunen de regering
 Stof •materiaal om kleding van te maken  •opwaaiende hele kleine deeltjes
 Stom •doof  •dom
 Stomp •vuistslag  •boomstronk
 Stoken •onrust zaaien  •de kachel stoken
 Stoker •ruziemaker  •kolenschepper in een stoomtrein
 Stomp •niet scherp (een stomp mes)  •een vuistslag
 Stoof •een voorwerp om iets warm te houden  •een boomgroep om hakhout te winnen
 Stoot •korte duw  •een prachtige dame (wat een stoot!
 Stop •afsluitmiddel op een fles  •ik stop voor een rood verkeerslicht  •zekering in elektriciteitskast
 Stoppen •herstellen (van een sok)  •halt houden
 Stout •een biersoort  •ondeugend
 Straal •een straal licht  •langste doorsnede van een circel  •hij loopt mij straal voorbij
 Straat •een weg  •opeenvolgende rij dobbelstenen met pokeren
 Straf •sterk (een straffe bak koffie)  •boetedoening
 Streek •regio  •laakbare daad
 Streng •een streng bloemen  •een strenge leraar
 Strijken •op een zeilboot alle zeilen neerhalen  •wasgoed strijken
 Strik •stgropersgerei  •een strik in het haar
 Strip •een strook  •een serie opeenvolgende tekeningen
 Stroman •vogelverschrikker  •handlanger
 Stroom •elektriciteit  •de loop van het water in een rivier (het schip vaart met de stroom mee)
 Strop •toegehaalde lus  •een tegenvaller
 Stuit •onderste deel van de rug  •opspringen van een bal
 Stuk •niet heel (de auto is stuk)  •een gedeelte (een stuk taart)  •bewonderende uitdrukking voor een vrouw (wat een stuk!)  •een onderdeel bij schaken
 Sturen •een auto (be)sturen  •een pakje (ver)sturen
 Surfen •een golf afglijden op een surfplank  •het internet browsen
   
 T   
 Taart •gebak  •oneerbiedige benaming voor een vrouw
 Tafel •meubel  •tafel van twee
 Taks •dashond  •belastingen
 Tang •gereedschap om iets vast te pakken  •oneerbiedige benaming voor een vrouw
 Tank •een oorlogsvoertuig  •een vat voor brandstof
 Tas •opbergmiddel  •een hoeveelheid (een tas stenen)
 Te •zich bevinden in  •te veel van iets
 Teen •lichaamsdeel  •een teen(tje) knoflook
 Teer •fragiel, broos  •zwarte kleverige stof
 Teken •een sein  •meervoud van een teek
 Tenen •uiteinde van de voet  •wilgenrank
 Tengel •smalle lat  •vinger (blijf met je tengels daar vanaf)
 Teren •steunen op  •een materie (dat is van teer)
 Tip •uiteinde  •advies
 Toast •heildronk  •geroosterd brood
 Tocht •een reis  •winderig
 Tochtig•winderig  •bronstig
 Toeren•toeristisch rijden  •aantal omwentelingen per tijdseenheid
 Toeter•claxon  •dronken
 Toets•proef, test  •indrukbaar blokje op bv. een telefoon, piano
 Toeval•per ongeluk  •een plotselinge ziekte
 Toilet•wc  •opmaak
 Tol•speelgoed  •bedrag om te mogen passeren
 Ton•een vat  •een (scheeps)maataanduiding
 Toner•iemand die iets laat zien  •een inktcassette
 Tong•lichaamsdeel  •een vis
 Toon•een muzieknoot  •enkelvoud van tonen: ik toon jou deze kleren
 Toren•uitstulping op een gebouw  •figuur in het schaakspel
 Traan•druppel vocht uit de ogen  •vette olie afkomstig van zeedieren
 Trap•schop (iemand een trap geven)  •bouwsel om omhoog te lopen
 Trappen•keet trappen (plezier maken)  •meervoud van trap (bouwsel om omhoog te lopen)
 Treden•de sporten van een trap  •negeren (de voorschriften met voeten treden)  •waardig lopen
 Treffen•raken  •meevaller, gelukje  •ontmoeten
 Trek•eetlust  •enkelvoud van het werkwoord trekken
 Trekker•een tractor  •haan van een geweer (de trekker overhalen)
 Trimmen•joggen, (hard) lopen  •een hond trimmen, knippen
 Troep•rommel, vuilnis  •groep, menigte
 Trog•uitloper van een lagedrukgebied  •voerbak voor varkens
 Trol•mythisch wezen  •internetpester
 Tros•scheepskabel  •een tros druiven
 Trouw•dagblad  •belofte houden
 Tuig•iemand van minder allooi  •leiband  •zeiluitrusting van een schip
 Twijfelaar•smal tweepersoons bed  •iemand die twijfelt
 Twist•oneenigheid  •een dans
   
 U   
 Uilskuiken•onhandig iemand  •kuiken van een uil
 Uitgaan•tripje  •een vuur doen uitgaan
 Uitgave•editie (boek, tijdschrift)  •een geldbedrag
 Uitleggen•groter maken (een broek uitleggen)  •begrijpelijk maken
 Uitlichten•extra aandacht geven)  •opheffen, optillen
 Uitslag•gegevens van een test of examen  •gezondheidsaandoening: je huid heeft uitslag
 Uitspraak•vonnis  •uitspraak van een woord of zin
 Uitval•plotselinge uitbarsting van woorden  •in gebreke blijven van een apparaat
   
 V   
 Vaart•snelheid  •een kanaal  •enkelvoud van het werkwoord varen
 Vak•afgebakende ruimte  •leerrichting op school of werk
 Val•werkwoord: ik val  •een middel om een dier te vangen  •van zijn macht beroofd worden  •richting van de stof, waarbij de figuren op de stof naar beneden gaan  •beweegbare vloer van een ophaalbrug  •neerwaartse lijnen op een zeilboot
 Valk•een vogel  •een type zeilboot
 Valreep•touwladder  •gezegde: op het laatste moment
 Vals•gemeen  •onmelodieus
 Varen•dobberen  •sporenplant
 Vat•opbergmiddel  •grip (ik kan daar geen vat op krijgen)
 Veer•een veer van een vogel  •oversteek op een kanaal, rivier (voetveer)
 Vel•huid van een dier  •een stuk papier
 Verbouwen•ik ga mijn huis verbouwen  •een gewas telen
 Verdragen•overeenkomst om afspraken in vast te leggen  •accepteren
 Verlaten•te laat komen  •niemand aanwezig
 Verlichting•een lamp aan doen  •verminderen (het raam open geeft enige verlichting), soelaas
 Verliezen•een wedstrijd verliezen  •de slag gewonnen, maar de verliezen zijn groot
 Vermaken•nalaten, legateren  •plezier maken
 Vermogen•je rijkdom  •kunde om iets te doen
 Vers•een lied  •pas geplukt (die groente is vers)  •een mogelijkheid (dat is vers twee)
 Versieren•onrechtmatig verkrijgen (hij versiert een strafschop)  •met versierselen aankleden  •een meisje versieren
 Verstopt•de afvoer zit dicht (verstopt)  •de uitgang is verstopt (moeilijk te vinden)
 Vertellen•een verhaal vertellen  •een telfout maken
 Vertering•vertering van voedsel  •een drankje in een bar
 Vertrek•ruimte in een gebouw  •afreis
 Verzet•tegenwerking, tegenkanting  •gekozen versnelling op een fiets
 Vest•een mouwloos jasje, te dragen onder de jas van het kostuum  •kort (gebreid) jasje met mouwen
 Vieren•werkwoord (hij viert zijn verjaardag)  •werkwoord (de teugels vieren)  •tijdsaanduiding (na vieren)  •een getal: vier
 Vijf•een getal  •hand (geef me de vijf)
 Vinden•een mening (ik vind dat jij)  •een voorwerp vinden
 Vink•een vogel  •teken van klaar zijn (afgevinkt)
 Viool•een muziekinstrument  •een plant
 Vlaai•gebak  •poep van een koe
 Vlam•deel van het vuur  •mooie dame (welke vlam heb jij nou weer aan de haak geslagen)
 Vlammen•een vuur heeft vlammen  •hij/zij gaat erg zijn best doen: hij/zij gaat vlammen
 Vlegel•dors-werktuig  •ondeugende jongen
 Vlerk•vleugel van een vogel  •ondeugende jongen
 Vleugel•vlerk van een vogel  •piano  •zijgebouw
 Vlieg•enkelvoud van het werkwoord vliegen  •een insect
 Vlieger•speelgoed  •een piloot
 Vloeken•scheldwoorden  •niet in overeenstemming met (de kleur van de broek vloekt bij je schoenen)
 Vlot•drijvend bouwsel  •snel (dat heb je vlot gedaan)
 Vlucht•wegrennen  •vliegende groep vogels (een vlucht regenwulpen)
 Vocht•verleden tijd van het werkwoord vechten  •nat, vochtig
 Voet•een lichaamsdeel  •een Engelse lengtemaat (1 voet = 12 duim = 30.5 cm)
 Vogelnestje•nest van een vogel  •figuur aan de ringen
 Voldaan•tevreden  •betaald
 Voor•voor het jaar 1900  •ik ben voor dit voorstel
 Voorbij•de auto kwam voorbij rijden  •geweest, over, het is voorbij
 Voorganger•functie in een kerk  •opvolger van de voorganger
 Voorkomen•verschijning (het voorkomen van een bepaald dier)  •voor een rechtbank moeten verschijnen
 Voorlichten•iemand met een lantaarn voorlichten opdat hij kan zien waar hij gaat  •aanwijzingen geven hoe te handelen
 Voornaam•eerste persoonsnaam (zijn voornaam is Jan)  •een persoon van aanzien
 Vorderen•opeisen  •vooruitgang boeken, beter presteren
 Vork•gereedschap om te eten  •onderdeel van een fiets (scooter, motor) waarin voorwiel en achterwiel zijn geplaatst
 Vorst•koning  •vrieskou
 Vos•een dier  •een vlinder (kleine vos)
 Vroeg•tijdig (ik sta vroeg op)  •verleden tijd van het werkwoord vragen
 Vuren•schieten  •houtsoort
 Vuur•een brand  •opdracht tot schieten
   
 W   
 Waar•waar naartoe  •goederen (goede waar behoeft geen krans)  •het is echt waar
 Waard•duur (dat meubel is heel wat waard)  •gelaghouder (zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten)
 Wacht•werkwoord: wachten op  •op wacht staan (de wacht voor vanavond is soldaat Klaas)
 Wagen•vervoermiddel, auto  •durven
 Want•handschoen  •voegwoord  •touwwerk op een boot
 Was•vuil linnengoed (wasgoed)  •bijenwas
 Wassen•schoonpoetsen  •uitdijen (het wassende water)
 Watje•minkukel (wat een watje)  •watjes in de oren
 Week•zeven dagen  •slappe consistentie
 Weer•opnieuw  •gesteldheid van de atmosfeer
 Weg•spoorloos  •een straat
 Wegen•gewicht bepalen  •toegang tot Rome
 Wei•weiland, weide  •vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk
 Weken•zacht laten worden  •deel van een maand
 Wekken•iemand wakker maken  •inmaak van vruchten
 Wel•een waterbron  •bevestiging (hij heeft het wel gedaan)
 Welp•jonge leeuw  •jonge padvinders
 Wenen•huilen  •hoofdstad van Oostenrijk
 Werf•scheepswerkplaats  •gemeentewerkplaats
 Werk•een baan  •arbeid  •iets aan doen (ik ga daar werk van maken)
 Wiek•arm van een molen  •beledigd (in zijn wiek geschoten)
 Wiel•een kolk, oppervlakte water  •wiel van een fiets of auto
 Wijd•uitdrukking bij honkbal (naast de plaat gegooid)  •een afmeting (die broek is te wijd)
 Wijnvlek•een vlek door gemorste wijn  •een medische aandoeningen
 Wijs•verstandig  •niet goed bij zijn (hij is van de wijs)
 Wild•in het wild levende dieren  •onstuimig
 Wind•het waait (een harde wind vandaag)  •een scheet (ik heb een wind gelaten)
 Worp•een gooi (van een voorwerp bv. een bal)  •een nest jonge dieren
 Wortel•rekenkundige bewerking (wortel trekken)  •een knol, wortels van een boom
 Wouw•een plant  •een roofvogel
   
 X   
   
 Y   
   
 Z   
 Zadel•zitplaats op een fiets  •plateau in het gebergte
 Zagen•snurken  •werkwoord: hout zagen
 Zak•opbergmiddel  •enkelvoud van het werkwoord zakken
 Zat•dronken  •verleden tijd van het werkwoord zitten (ik zat op de stoel)
 Zebra•oversteekplaats voor voetgangers  •een dier
 Zeer•pijn (je doet mij zeer)  •erg (ik ben zeer tevreden)
 Zeil•vloerbedekking  •het zeil op een zeilboot
 Zeil•vloerbedekking  •het zeil op een zeilboot
 Zekering•stop in elektriciteitskast  •borging
 Zending•versturen van iets  •missie, overbrengen van geloof
 Zet•een duw  •het verplaatsen van een steen of stuk op een dambord of schaakbord
 Zeven•een getal  •werkwoord (grove van fijne delen scheiden)
 Zij•persoonlijk voornaamwoord  •lichaamsdeel
 Zijde•een soort stof  •een kant (rechter/linker zijde)
 Zin•een rij woorden  •lust, animo (daar heb ik zin in)
 Zinken•onder het wateroppervlak verdwijnen  •van zink
 Zitting•zitgedeelte van een stoel  •zitting in een bestuur hebben
 Zonde•een ernstig vergrijp  •jammer
 Zorgen•je hebt zorgen dat er iets niet in orde komt  •een zoon zorgt voor zijn moeder
 Zuster•een ziekenverplegende  •dochter van jouw vader en moeder
 Zuur•een smaak  •vervelend (dat is zuur voor hem)
 Zwaard•een wapen  •kiel van een boot (zijzwaarden, midzwaard)
 Zwaluwstaart•staart van een zwaluw  •een verbinding tussen houtdelen
 Zweer•ontstoken stukje huid  •enkelvoud van het werkwoord zweren (beloven)
 Zwijntje•een speenvarken  •een meevaller, een gelukje
 Zwik•verstuiking  •kaartterm

Colofon  Disclaimer  Privacy  Zoeken  Copyright © 2002- G. Speek

  Einde van de pagina