Risicofactoren
Symptomen Diagnose
Om anale kanker vast te stellen onderzoekt een arts eerst de huid rond de anus op afwijkingen. Met een gehandschoende hand tast de arts de anus en het onderste deel van het rectum af en controleert hij of er delen van het slijmvlies anders aanvoelen dan in de omgeving. Een flexibele sigmoidoscoop (een korte kijkbuis met een camera aan het uiteinde) wordt gebruikt om de anus en het rectum te beoordelen. Een anoscoop (een kleine stijve buis met een lamp) kan enkele centimeters in de anus worden ingebracht om het onderzoek te vergemakkelijken. De arts neemt dan een weefselmonster uit een abnormaal gebied en onderzoekt dit onder een microscoop (biopsie). Als mensen bloedingen hebben, kunnen artsen een colonoscopie doen om te kijken of er al darmkanker bestaat. Bij een colonoscopie wordt de hele dikke darm onderzocht. Een colonoscopie kan ook worden gedaan bij mensen met duidelijke aambeien (gedraaide aderen in de wand van het rectum en de anus), die bloedingen kunnen veroorzaken. Behandeling
De behandeling en prognose van anale kanker hangt af van de omvang van de kanker. Bestraling in combinatie met chemotherapie wordt meestal eerst gedaan. Een operatie wordt gedaan bij mensen bij wie de kanker niet verdwijnt na bestraling en chemotherapie of verdwijnt en terugkomt. Bij een operatie moet de arts oppassen dat de werking van de spierring die de anus gesloten houdt (de anale sluitspier) niet wordt verstoord. De anale sluitspier blijft gesloten tot de persoon een stoelgang heeft. Een niet goed functionerende sluitspier kan leiden tot verlies van controle over de stoelgang (ontlastingsincontinentie). Bij mensen bij wie de kanker niet is uitgezaaid, geneest de therapie veel anale kankers; 70% of meer van de mensen overleeft langer dan 5 jaar. Bronnen:
|