Beenmergonderzoek meer bloed  

 Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version.    Lees meer over de Merck Manuals.

Rode bloedcellen, de meeste æwitte bloedcellen en bloedplaatjes worden aangemaakt in het beenmerg, het zachte vetweefsel in de botholtes. Soms moet een monster van het beenmerg worden onderzocht om te bepalen waarom de bloedcellen abnormaal zijn of waarom er te weinig of te veel van een bepaald soort bloedcel zijn. Een arts kan twee verschillende soorten beenmergmonsters nemen:

  • beenmergaspiraat: Verwijdert vloeistof en cellen door een naald in het beenmerg te steken en vloeistof en cellen eruit te zuigen (aspireren)
  • beenmergkernbiopsie: Verwijdert een intact stukje beenmerg met behulp van een kernapparaat (vergelijkbaar met een naald met een grote diameter).

Het beenmergaspiraat toont welke cellen, normale en abnormale, aanwezig zijn in het beenmerg en geeft informatie over hun grootte, volume en andere kenmerken. Er kunnen speciale tests op het monster worden uitgevoerd, zoals kweken voor bacteriën, schimmels of virussen, chromosoomanalyse en analyse van celoppervlakeiwitten.

Bij de kernbiopsie wordt een heel stuk beenmerg weggenomen en is niet alleen te zien welke cellen aanwezig zijn, maar ook hoe vol het beenmerg is met cellen en waar de cellen zich in het beenmerg bevinden.

Hoewel het aspiraat vaak genoeg informatie geeft om een diagnose te stellen, breekt het proces van het opzuigen van het merg in de spuit het fragiele beenmerg. Daardoor is het moeilijk om de oorspronkelijke rangschikking van de cellen te bepalen.

Als de exacte anatomische relaties van de cellen moeten worden bepaald en de structuur van de weefsels moet worden geëvalueerd, doet de arts ook een kernbiopsie. Een kleine kern van intact beenmerg wordt verwijderd met een speciale beenmergbiopsienaald en in dunne coupes gesneden die onder een microscoop worden onderzocht.

Beide soorten monsters worden meestal genomen uit het heupbeen (bekken), vaak tijdens één procedure. Aspiraten worden zelden uit het borstbeen (sternum) genomen. Bij zeer jonge kinderen worden soms beenmergstalen genomen uit een van de botten in het onderbeen (tibia).

Een beenmergafname begint met het reinigen, steriliseren en verdoven van de huid boven het bot. De procedure gaat meestal gepaard met een lichte pijnscheut, gevolgd door een minimaal ongemak. De procedure duurt een paar minuten en veroorzaakt geen blijvende schade aan het bot.

Een beenmergmonster nemen

Beenmergstalen worden meestal genomen van het heupbeen (bekken). De persoon kan op één zij liggen, met het gezicht van de arts af, met de knie van het bovenste been gebogen. Nadat de huid is gedesinfecteerd en het gebied boven het bot is verdoofd met een plaatselijk verdovingsmiddel, steekt de arts een naald in het bot en neemt het merg eruit.


Bronnen:

Colofon  Disclaimer  Privacy  Zoeken  Copyright © 2002- G. Speek

  Einde van de pagina