Buikvliesontsteking meer spijsvertering  
  Peritonitis

 Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, professional version.    Lees meer over de Merck Manuals.

Wat is het?
Spontane bacteriële peritonitis (SBP) is een infectie van ascitisch vocht zonder aanwijsbare bron. Manifestaties kunnen zijn: koorts, malaise, en symptomen van ascites en verergering van leverfalen. De diagnose wordt gesteld door onderzoek van het ascitisch vocht. Behandeling is met cefotaxime of een ander antibioticum.

SBP komt vooral voor bij ascites ten gevolge van levercirrose. Deze infectie kan ernstige gevolgen hebben of de dood tot gevolg hebben. De meest voorkomende bacteriën die SBP veroorzaken zijn gram-negatieve Escherichia coli en Klebsiella pneumoniae en gram-positieve Streptococcus pneumoniae; meestal is slechts één organisme betrokken.

Symptomen   
Patiënten hebben symptomen en tekenen van ascites. Ongemak is meestal aanwezig; het is meestal diffuus, constant, en mild tot matig in ernst.

Tekenen van SBP kunnen zijn: koorts, malaise, encefalopathie, verergering van leverinsufficiëntie en onverklaarbare klinische verslechtering. Peritoneale tekenen (bv. abdominale gevoeligheid en rebound) zijn aanwezig, maar kunnen enigszins worden verminderd door de aanwezigheid van ascitisch vocht.

Diagnose   

  • diagnostische paracentese

De klinische diagnose van SBP kan moeilijk zijn; de diagnose vereist een hoge verdenkingsindex en een ruim gebruik van diagnostische paracentese, inclusief kweek. Het overbrengen van ascitisch vocht naar bloedkweekmedia vóór incubatie verhoogt de gevoeligheid van de kweek tot bijna 70%. Een PMN-telling (polymorfonucleaire leukocyten) van > 250 cellen/mcL (0,25 x 109/L) is diagnostisch voor SBP. Het PMN-getal is het totale aantal witte bloedcellen in de ascites gedeeld door het percentage neutrofielen. Bloedkweken zijn ook geïndiceerd. Omdat SBP meestal het gevolg is van één organisme, suggereert het aantreffen van een gemengde flora op de kweek een geperforeerde abdominale viscus of een gecontamineerd specimen.

Behandeling   

  • cefotaxime of een ander antibioticum
  • albumine ter voorkoming van hepatorenaal syndroom

Als SBP wordt gediagnosticeerd, wordt een antibiotica zoals ceftriaxon of cefotaxime 2 g IV elke 4 tot 8 uur (in afwachting van Gram-kleuring en kweekresultaten) gegeven gedurende ten minste 5 dagen en totdat ascitisch vocht < 250 PMNs/mcL vertoont. Antibiotica verhogen de overlevingskans. Omdat SBP bij maximaal 70% van de patiënten binnen een jaar terugkomt, zijn profylactische antibiotica geïndiceerd; quinolonen (bijv. norfloxacine 400 mg oraal eenmaal daags) worden het meest gebruikt.

Patiënten met SBP moeten 1,5 gram/kg albumine (25%) krijgen op dag 1 en 1 g/kg op dag 3 om het risico van hepatorenaal syndroom te verminderen.

Antibioticaprofylaxe bij ascitische patiënten met een varicesbloeding verlaagt het risico op SBP.


Bronnen:

  • Merck Manual, professional version
  • Beers, Marc H. (red.), 2005, 2e druk. Merck Manual Medisch Handboek. Bohn Stafleu van Loghum. 1970 blz. ISBN 978-90-313-4300-5.  blz.79-791
  • Wiki Nederlandstalig
  • Wiki Engelstalig

Laatste wijziging: 5 januari 2022

  Einde van de pagina