Histoplasmose komt vooral voor in het oosten en middenwesten van de Verenigde Staten, met name langs de riviervallei van de Ohio en de Mississippi. Het kan ook in de zuidelijke staten voorkomen. Histoplasmose komt ook voor in delen van Midden- en Zuid-Amerika, Afrika, Azië en Australië. Uitbraken in verband met vleermuizengrotten hebben zich wereldwijd voorgedaan en in de Verenigde Staten zijn uitbraken gemeld in Florida, Texas en Puerto Rico. Histoplasma groeit het best in grond en stof die verontreinigd zijn met vogel- of vleermuisuitwerpselen. Kippenboeren, bouwvakkers, speleologen (mensen die graag grotten verkennen) en anderen die met grond werken, lopen het grootste risico de sporen van Histoplasma in te ademen. Het risico van infectie is het grootst wanneer bij werkzaamheden sporen in de lucht vrijkomen (bijvoorbeeld bij het verwijderen van bomen of gebouwen op bouwplaatsen in gebieden waar vogels of vleermuizen leven) of bij het verkennen van grotten. Ernstige ziekte kan het gevolg zijn wanneer grote aantallen sporen worden ingeademd. Vormen
Symptomen De symptomen variëren, afhankelijk van de vorm van histoplasmose. Acute pulmonale histoplasmose Mensen die veel sporen inademen kunnen een longontsteking krijgen. Zij kunnen erg kortademig worden en maandenlang ziek zijn. Acute pulmonale histoplasmose is zeer zelden dodelijk, maar kan ernstig worden bij mensen met een verzwakt immuunsysteem (zoals mensen met AIDS). Progressieve verspreide histoplasmose Er kan zich een longontsteking ontwikkelen, maar deze is zelden ernstig, behalve bij mensen met AIDS. In zeldzame gevallen kan meningitis (ontsteking van de weefsels die de hersenen en het ruggenmerg bedekken) optreden, wat hoofdpijn en een stijve nek veroorzaakt. De lever, de milt en de lymfeklieren kunnen vergroten. Minder vaak veroorzaakt de infectie zweren in de mond en de darmen. In zeldzame gevallen worden de bijnieren aangetast, waardoor de ziekte van Addison ontstaat. Zonder behandeling is deze vorm bij meer dan 90% van de mensen dodelijk. Zelfs met behandeling kan de dood snel intreden bij mensen met AIDS. Progressieve verspreide histoplasmose De meeste mensen herstellen zonder behandeling binnen 2 tot 6 maanden. De ademhalingsmoeilijkheden kunnen echter blijven verergeren, en sommige mensen hoesten bloed op, soms in grote hoeveelheden. Het longweefsel wordt vernietigd en er vormt zich littekenweefsel. Longbeschadiging of bacteriële invasie van de longen kan uiteindelijk de dood tot gevolg hebben. Diagnose
Om de diagnose histoplasmose te stellen, nemen artsen monsters van het sputum, de urine, het bloed of de mondzweren (indien aanwezig). Artsen kunnen een kijkbuis (bronchoscoop) gebruiken om monsters van de longen te nemen. Of ze kunnen een biopsie doen om monsters te nemen van de lever, het beenmerg of de lymfeklieren. Deze monsters worden naar een laboratorium gestuurd voor kweek en onderzoek. Urine en bloed kunnen worden onderzocht op eiwitten (antigenen) die door de schimmel zijn vrijgemaakt. Er kan een test worden gedaan om het genetisch materiaal van de schimmel (zijn DNA) te identificeren. Artsen maken ook een röntgenfoto van de borstkas om te kijken of er aanwijzingen zijn voor een longinfectie. Voor sommige zeldzame vormen van de infectie is de hulp van specialisten op het gebied van infectieziekten nodig voor de diagnose (en behandeling). Prognose Behandeling Acute pulmonale histoplasmose bij verder gezonde mensen vereist zelden een behandeling met medicijnen. Als mensen echter na een maand niet beter worden, wordt vaak itraconazol voorgeschreven, dat via de mond wordt toegediend. Als zich een ernstige longontsteking ontwikkelt, krijgen mensen amfotericine B intraveneus toegediend, gevolgd door itraconazol. Progressieve gedissemineerde histoplasmose vereist behandeling. Als de infectie ernstig is, wordt amfotericine B intraveneus toegediend, gevolgd door itraconazol, dat via de mond wordt toegediend. Als de infectie mild is, wordt itraconazol alleen gebruikt. Als mensen met AIDS histoplasmose ontwikkelen, moeten zij de rest van hun leven een antischimmelmiddel nemen, meestal itraconazol. Zij kunnen echter na 1 jaar met de behandeling met het antischimmelmiddel stoppen als hun CD4-telling (het aantal van één soort witte bloedcellen dat daalt als AIDS niet onder controle is) stijgt tot 150 of meer cellen per microliter bloed. Bij chronische cavitaire histoplasmose kan itraconazol of, voor ernstigere infecties, amfotericine B de schimmel elimineren. De behandeling kan de door de infectie veroorzaakte vernietiging echter niet ongedaan maken. De meeste mensen blijven dan ook ademhalingsproblemen houden, vergelijkbaar met die welke worden veroorzaakt door chronisch obstructieve longziekte. Daarom moet de behandeling zo snel mogelijk beginnen om de schade aan de longen te beperken. Bronnen:
|