Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Bloedstolsels helpen bloeden te stoppen. Stoornissen in de bloedstolling (coagulatie) zijn stoornissen in het vermogen van het lichaam om de vorming van bloedstolsels te controleren. Deze stoornissen kunnen leiden tot:
Abnormaal bloeden betekent dat mensen te gemakkelijk blauwe plekken krijgen en bloeden (zie ook Blauwe plekken en bloedingen en Hoe bloed stolt). Abnormaal bloeden kan het gevolg zijn van stoornissen in:
Stollingsstoornissen treden op wanneer het lichaam niet in staat is om voldoende hoeveelheden van de eiwitten te maken die nodig zijn om het bloed te laten stollen, waardoor het bloeden stopt. Deze eiwitten worden stollingsfactoren (coagulatiefactoren) genoemd. Alle stollingsfactoren worden in de lever gemaakt. De lever heeft vitamine K nodig om sommige stollingsfactoren te maken. Soms is er een afwijking in de bloedstolling die het risico op stolling verhoogt (trombofilie genoemd). Stollingsstoornissen kunnen:
Stollingsstoornissen ontstaan soms ook vanzelf (spontaan). De meest voorkomende erfelijke stollingsstoornissen zijn: De primaire oorzaken van stollingsstoornissen die zich ontwikkelen als gevolg van een andere aandoening zijn:
Tests Andere tests kunnen de algemene, gecoördineerde functie meten van de vele eiwitten die nodig zijn voor een normale bloedstolling (stollingsfactoren). De meest voorkomende van deze tests zijn de protrombinetijd (PT) en de partiële tromboplastinetijd (PTT). De niveaus van individuele stollingsfactoren kunnen ook worden bepaald. Bronnen:
|