Ontwikkelingsstadia van de foetus |
meer vrouwen |
Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de samenvatting ('Quick Facts: Just the basics on this topic') uit de online versie van de
Merck Manual, consumer version.
Lees meer over de Merck Manuals.
Wat is het?
De weken van de zwangerschap worden geteld vanaf de eerste dag van je laatste menstruatie. Normaal wordt je baby met 40 weken geboren. In week één ben je nog niet eens zwanger, want de 40 weken zijn gebaseerd op het moment dat je voor het laatst ongesteld werd, niet op het moment dat een zaadcel zich bij de eicel voegde of deze “bevruchtte”. Meestal begint de zwangerschap aan het einde van week twee of het begin van week drie, afhankelijk van wanneer je lichaam ovuleert.
|
Hoe begint een zwangerschap?
De bevruchting is het begin van de zwangerschap. Ongeveer 14 dagen na de eerste dag van je laatste menstruatie laten je eierstokken een eicel los. Als je een paar dagen voor of na het vrijkomen van de eicel seks hebt, kan een zaadcel de eicel bevruchten. De bevruchting gebeurt in de buisjes die je eierstokken met je baarmoeder verbinden. Dit zijn de eileiders. De bevruchte eicel wordt een zygote genoemd.
Van bevruchting tot implantatie
Eens per maand komt er een eicel uit je eierstok in je eileider. Na de seks verplaatsen de zaadcellen zich van de vagina naar de eileiders, waar een zaadcel de eicel kan bevruchten. De cellen van de bevruchte eicel blijven zich delen terwijl de eicel naar de baarmoeder gaat, waar het zich innestelt in de wand.
|
Wat gebeurt er na de bevruchting?
De bevruchte eicel hecht zich aan het baarmoederslijmvlies en begint uit te groeien tot 2 afzonderlijke dingen:
Het embryo is het deel van de bevruchte eicel dat uiteindelijk een baby wordt. Het wordt beschouwd als een foetus vanaf ongeveer 10 weken.
De placenta ontwikkelt zich uit de bevruchte eicel, maar wordt geen deel van de baby. Het is een orgaan dat voeding geeft aan het groeiende embryo. Eén kant van de placenta zit vast aan de binnenkant van je baarmoeder.
Na een paar weken groeit de navelstreng uit de andere kant van de placenta. De navelstreng verbindt het embryo met de placenta. Bloed van het embryo stroomt door de navelstreng naar de placenta. In de placenta neemt het bloed van het embryo zuurstof en voeding uit jouw bloed op. Daarna gaat het zuurstof- en voedingsrijke bloed via de navelstreng terug naar je baby. Vlak nadat je baby is bevallen, komt de placenta los van je baarmoeder en wordt hij afgeleverd. De placenta wordt dan de nageboorte genoemd.
De vruchtzak ontwikkelt zich en omringt het embryo. Hij vult zich met vocht waarin het embryo kan drijven en groeien. Dit vocht helpt het embryo te beschermen tegen verwondingen.
Mijlpalen in de ontwikkeling van je foetus:
- 5 weken: het hart begint te kloppen en de meeste andere organen beginnen zich te ontwikkelen, gevolgd door de hersenen en het ruggenmerg
- 10 weken: het embryo wordt beschouwd als een foetus
- 12 weken: de meeste organen zijn gevormd
- 14 weken: artsen kunnen het geslacht van de foetus bepalen
- 16 tot 20 weken: je kunt beweging voelen
- 24 weken: de foetus heeft een overlevingskans buiten de baarmoeder
De longen van de foetus blijven zich ontwikkelen tot vlak voor de bevalling. De hersenen blijven zich ontwikkelen tijdens de zwangerschap en het eerste levensjaar na de geboorte.
Tweelingzwangerschap
Er zijn twee soorten tweelingzwangerschappen.
Een broer-zus tweeling ontstaat wanneer 2 eicellen vrijkomen en beide eicellen bevrucht worden door 2 verschillende zaadcellen. Elk wordt een embryo met zijn eigen unieke set genen.
Een eeneiige tweeling ontstaat wanneer één enkele bevruchte eicel zich splitst in 2 afzonderlijke zygoten. Omdat de ene eicel bevrucht werd door één zaadcel, delen de 2 embryo's dezelfde set genen.
Een drieling en andere meerlingzwangerschappen gebeuren ook op dezelfde manier.
Bronnen:
|