Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
Bij trombo-embolische aandoeningen vormen zich bloedklonters (trombi) in bloedvaten. Een embolus is een bloedklonter die zich door de bloedbaan verplaatst en een slagader blokkeert. Het risico op het ontwikkelen van een trombo-embolische aandoening is hoger bij zwangere mensen dan bij niet-zwangere en blijft verhoogd tot ongeveer 6 weken na de bevalling. Een keizersnede verhoogt, net als andere operaties, ook het risico. De symptomen kunnen vergelijkbaar zijn met die bij mensen die niet zwanger zijn. Trombo-embolische aandoeningen kunnen optreden zonder symptomen, met slechts minimale symptomen of met aanzienlijke symptomen. Een stolsel in de diepe aderen (diepe veneuze trombose) veroorzaakt symptomen zoals zwelling, pijn en gevoeligheid in de kuit of de dij. Meestal zijn de symptomen maar in één been. Zwelling van voeten en enkels komt vaak voor tijdens de zwangerschap, maar als dit gepaard gaat met andere symptomen, kan er sprake zijn van een bloedstolsel. Diepe veneuze trombose kan ook in het bekken ontstaan. Daar veroorzaakt het mogelijk geen symptomen. Een stolsel kan zich van de diepe aders van de benen of het bekken naar de longen verplaatsen. Daar kan het stolsel een of meer longslagaders blokkeren. Deze verstopping, longembolie genoemd, kan levensbedreigend zijn. Bloedstolsels kunnen zich vormen in de oppervlakkige aderen van de benen als tromboflebitis, wat roodheid of gevoeligheid van de huid en de weefsellagen net onder de huid veroorzaakt. Dit soort bloedstolsels zijn minder gevaarlijk en komen niet in de longen terecht. Diagnose
Als vrouwen tijdens de zwangerschap symptomen hebben die wijzen op een bloedstolsel, kan een dopplerechografie (gebruikt om de bloedstroom te beoordelen) worden gedaan om de benen op stolsels te controleren. Als een longembolie wordt vermoed, kan computertomografie (CT) worden gedaan om de diagnose te bevestigen. CT wordt uitgevoerd nadat een radiopaak contrastmiddel (dat zichtbaar is op röntgenfoto's) in een ader is geïnjecteerd. Het contrastmiddel stroomt door de bloedvaten en tekent ze. Deze procedure wordt CT-angiografie genoemd. Het is relatief veilig tijdens de zwangerschap. Als de diagnose longembolie nog steeds onzeker is, is een procedure genaamd longangiografie (angiografie van de bloedvaten in de long) nodig. Voor deze procedure maken artsen een kleine incisie, meestal in de lies maar soms ook in de arm. Vervolgens brengen ze een dunne, flexibele buis (katheter) in en leiden deze door de bloedvaten naar een slagader in een long. Als de katheter op zijn plaats zit, wordt een radiopaak contrastmiddel via de katheter ingespoten om de bloedvaten in de longen te omlijnen en worden er röntgenfoto's gemaakt. Nadat de baby is geboren, kunnen artsen CT met contrastvloeistof gebruiken om vrouwen te controleren op bloedstolsels in het bekken. Behandeling
Als er een bloedstolsel wordt ontdekt, wordt onmiddellijk gestart met heparine (een anticoagulans, een medicijn dat de bloedstolling remt). Heparine kan in een ader (intraveneus) of onder de huid (subcutaan) worden geïnjecteerd. Heparine komt niet door de placenta en is niet schadelijk voor de foetus. De behandeling wordt 3 tot 6 maanden voortgezet. Daarna, om de vorming van nieuwe bloedklonters te voorkomen, geven artsen vrouwen heparine in een lagere dosis gedurende ten minste 6 weken na de bevalling. Gedurende deze periode blijft het risico op bloedstolsels hoog. Na de bevalling kan warfarine worden gebruikt in plaats van heparine, vooral als vrouwen langer dan 6 tot 8 weken moeten worden behandeld. Warfarine kan via de mond worden ingenomen, heeft een lager risico op complicaties dan heparine en kan worden ingenomen door vrouwen die borstvoeding geven. Vrouwen die tijdens een eerdere zwangerschap een bloedstolsel hebben gehad of die een trombo-embolische aandoening hadden voordat ze zwanger werden, kunnen tijdens elke zwangerschap en gedurende 6 weken na de bevalling heparine krijgen om de vorming van bloedstolsels te voorkomen. Bronnen:
|