Het QT-interval verwijst naar de tijd tussen twee gebeurtenissen op het elektrocardiogram (ECG) - van het begin van de Q-golf tot het einde van de T-golf. Het QT-interval is het gedeelte op een elektrocardiogram (ECG) dat de tijd weergeeft die je hartspier nodig heeft om samen te trekken en daarna te herstellen. Met andere woorden, het is de tijd die je elektrische systeem nodig heeft om een impuls door je hartkamers te sturen en daarna weer op te laden.
Elke afwijking die het QT-interval verlengt, verhoogt het risico op een gevaarlijk hartritme dat torsades de pointes ventriculaire tachycardie wordt genoemd. Sommige mensen worden geboren met een genetische afwijking die een lang QT-interval veroorzaakt (het zogenaamde lange QT syndroom). Bij andere mensen is het lange QT-interval het gevolg van een laag kaliumgehalte in het serum (hypokaliëmie), een zeer traag hartritme of een geneesmiddel. Vaak veroorzaken medicijnen die gebruikt worden om abnormale hartritmes te behandelen een lang QT-interval, maar bepaalde antidepressiva en bepaalde antivirale en antischimmelmedicijnen kunnen het ook veroorzaken. Ventrikeltachycardie is een hartritme dat ontstaat in de ventrikels (onderste kamers van het hart) en een snelle hartslag veroorzaakt. Mensen met een lang QT-interval kunnen een bepaalde vorm van ventriculaire tachycardie ontwikkelen die torsades de pointes ventriculaire tachycardie (torsades) wordt genoemd. Torsades heeft een karakteristiek uiterlijk op het elektrocardiogram (ECG) en gaat vaak over in ventrikelfibrilleren, waarbij het hart stopt met kloppen, wat snel fataal is. Soms wordt de ventriculaire tachycardie veroorzaakt door inspanning (zie plotselinge hartdood bij sporters). Andere factoren die het risico op torsades verhogen zijn vrouwelijk geslacht, oudere leeftijd, een onderactieve schildklier (hypothyreoïdie), hersenaandoeningen zoals een beroerte en bepaalde soorten hartaandoeningen zoals een hartaanval of een ontstoken hart (myocarditis). Symptomen Diagnose Elektrocardiografie (ECG) wordt gebruikt om torsades op te sporen. Als artsen torsades bij een persoon vaststellen, vragen ze of er een familiegeschiedenis van de aandoening is of dat familieleden onverwacht zijn overleden als gevolg van een hartprobleem. Zulke mensen kunnen dan genetisch getest worden op congenitaal lang QT-syndroom en hun naaste familieleden moeten worden geëvalueerd. Behandeling
Defibrillatie is nodig als zich ventrikelfibrillatie ontwikkelt. Soms geven artsen ook magnesiumsulfaat. Als een geneesmiddel de oorzaak is, wordt het gestopt. Mensen moeten mogelijk hun lichamelijke activiteit beperken om herhaling te voorkomen. Het kan ook nodig zijn om bètablokkers te nemen of om een kunstmatige pacemaker of cardioverter-defibrillator te laten implanteren. Bronnen:
|