Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de samenvatting ('Quick Facts: Just the basics on this topic') uit de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Acute hepatitis C wordt chronisch bij ongeveer 75% van de getroffen mensen. Naar schatting 2,4 miljoen mensen in de Verenigde Staten hebben chronische hepatitis C. Wereldwijd lijden naar schatting 71 miljoen mensen aan chronische hepatitis C. Chronische hepatitis C veroorzaakt, indien onbehandeld, levercirrose bij ongeveer 20 tot 30% van de mensen. Het kan echter tientallen jaren duren voordat levercirrose ontstaat. Het risico op leverkanker is meestal alleen verhoogd als er sprake is van levercirrose. Er zijn verschillende typen (genotypen 1 tot en met 6) van het hepatitis C-virus, die soms met verschillende geneesmiddelen worden behandeld. Symptomen Vaak zijn de eerste specifieke symptomen die van levercirrose of complicaties van cirrose. Deze symptomen kunnen zijn:
De hersenfunctie verslechtert omdat de zwaar beschadigde lever giftige stoffen niet meer uit het bloed kan verwijderen zoals hij normaal doet. Deze stoffen hopen zich dan op in het bloed en bereiken de hersenen. Normaal gesproken verwijdert de lever deze stoffen uit het bloed, breekt ze af en scheidt ze vervolgens als onschadelijke bijproducten uit in de gal (de groengele vloeistof die helpt bij de spijsvertering) of in het bloed (zie Functies van de lever). Behandeling van hepatische encefalopathie kan voorkomen dat de achteruitgang van de hersenfunctie permanent wordt. Screening op hepatitis C Eén screening wordt ook aanbevolen voor mensen jonger dan 18 jaar met de volgende kenmerken:
Dergelijke tests zijn belangrijk omdat de symptomen zich soms pas ontwikkelen wanneer de infectie de lever ernstig heeft aangetast, jaren nadat mensen voor het eerst zijn besmet. Diagnose Artsen kunnen chronische hepatitis C vermoeden wanneer
Het onderzoek naar chronische hepatitis begint meestal met bloedonderzoek om te bepalen hoe goed de lever functioneert en of de lever beschadigd is (leveronderzoek). Bij leveronderzoek wordt het gehalte aan leverenzymen en andere stoffen die door de lever worden geproduceerd, gemeten. Deze tests kunnen helpen om de diagnose hepatitis C vast te stellen of uit te sluiten en de ernst van de leverbeschadiging te bepalen. Als de tests op hepatitis wijzen, voeren artsen nog andere bloedonderzoeken uit om het >hepatitis B- en het hepatitis C-virus op te sporen. Beide kunnen chronische hepatitis veroorzaken. Deze bloedonderzoeken kunnen delen van specifieke virussen (antigenen), specifieke antilichamen die door het lichaam worden aangemaakt om het virus te bestrijden, en soms genetisch materiaal (RNA of DNA) van het virus identificeren. Als artsen een sterk vermoeden hebben dat het alleen om chronische hepatitis C gaat, kunnen ze bloedonderzoeken doen naar alleen dat virus. Als chronische hepatitis C is bevestigd, controleren artsen ook op HIV-infectie en hepatitis B, omdat deze infecties vaak op dezelfde manier worden verspreid - via contact met lichaamsvloeistoffen, zoals bloed of sperma. Nadat de diagnose hepatitis C is gesteld, kunnen er tests worden gedaan om vast te stellen hoe ernstig de lever is beschadigd en om na te gaan of er andere oorzaken van leverziekte zijn. De onderzoeken kunnen bestaan uit:
Bij echo-elastografie en magnetische resonantie-elastografie wordt gebruikgemaakt van geluidsgolven die op de buik worden toegepast om te bepalen hoe stijf het leverweefsel is. Screening op leverkanker
Het alfa-fetoproteïnegehalte - een eiwit dat normaal door onrijpe levercellen in foetussen wordt aangemaakt - neemt gewoonlijk toe wanneer er sprake is van leverkanker. Behandeling
Chronische hepatitis C wordt behandeld met antivirale geneesmiddelen die direct werkende antivirale geneesmiddelen worden genoemd. Meestal worden meerdere geneesmiddelen tegelijk gebruikt. Chronische hepatitis C moet worden behandeld tenzij de persoon een andere aandoening heeft die niet op behandeling reageert en die de levensverwachting verkort. De behandeling varieert op basis van het genotype van het hepatitis C-virus dat de infectie veroorzaakt, de mate van leverbeschadiging en eerdere behandelingen voor hepatitis C. Er worden steeds nieuwe antivirale geneesmiddelen voor de behandeling van hepatitis C ontwikkeld, en de aanbevolen behandelingen veranderen dan ook snel. Er zijn veel direct werkende antivirale geneesmiddelen beschikbaar voor de behandeling van hepatitis C. Deze geneesmiddelen zijn zeer effectief en hebben minimale bijwerkingen, omdat ze het virus direct aanpakken. Het gaat om sofosbuvir, daclatasvir, paritaprevir, ritonavir, ombitasvir, dasabuvir, simeprevir, elbasvir, grazoprevir, velpatasvir, glecaprevir en pibrentasvir (allemaal oraal in te nemen). De behandeling kan 8 tot 24 weken duren. Behandeling van hepatitis C kan het virus uit het lichaam verwijderen en zo ontstekingen stoppen en littekenvorming voorkomen, waardoor het risico op het ontwikkelen van levercirrose afneemt. Soms wordt ribavirine aan de behandeling toegevoegd om de effectiviteit van de antivirale middelen te vergroten. Ribavirine kan echter geboorteafwijkingen veroorzaken. Zowel mannen als vrouwen die deze medicijnen moeten innemen, moeten tijdens de behandeling en tot 6 maanden na afloop van de behandeling anticonceptie gebruiken. Als de lever ernstig beschadigd is door de chronische hepatitis C-infectie, kan een levertransplantatie worden uitgevoerd. Na levertransplantatie worden mensen met hepatitis C vaak behandeld met antivirale geneesmiddelen, die hun kans op genezing vergroten. Nadat de behandeling is voltooid, doen artsen bloedonderzoek om te bepalen hoeveel van het genetisch materiaal van het virus aanwezig is. Als er 12 weken na afloop van de behandeling geen virus meer wordt gevonden, zijn mensen waarschijnlijk genezen. Bronnen:
|