Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Hepatocellulair carcinoom is de meest voorkomende vorm van kanker die in de lever ontstaat. Het komt meestal voor bij mensen met ernstige littekenvorming in de lever (levercirrose). In bepaalde gebieden in Afrika en Oost-Azië komt hepatocellulair carcinoom vaker voor dan in de Verenigde Staten en het is een veel voorkomende doodsoorzaak. In deze gebieden hebben veel mensen een chronische infectie met het hepatitis B virus. De aanwezigheid van dit virus in het lichaam verhoogt het risico op hepatocellulair carcinoom meer dan 100 keer. Hepatitis B kan cirrose veroorzaken, maar het kan ook leiden tot hepatocellulair carcinoom, ongeacht of er cirrose ontstaat of niet. Cirrose door chronische hepatitis C, leververvetting of overmatig alcoholgebruik verhoogt ook het risico op deze vorm van kanker. Het hebben van hemochromatose (een erfelijke aandoening waardoor het lichaam te veel ijzer opneemt) verhoogt ook het risico op het ontwikkelen van hepatocellulaire kanker. Bij hemochromatose kan ijzer zich ophopen in de lever en de lever beschadigen. Hepatocellulair carcinoom ontstaat soms door blootstelling aan bepaalde kankerverwekkende stoffen (carcinogenen). In subtropische gebieden waar hepatocellulair carcinoom veel voorkomt, is voedsel vaak besmet met kankerverwekkende stoffen die aflatoxinen worden genoemd, stoffen die door bepaalde soorten schimmels worden geproduceerd. In Noord-Amerika, Europa en andere geografische gebieden waar hepatocellulair carcinoom minder vaak voorkomt, is de meest voorkomende oorzaak chronische hepatitis C. Cirrose, meestal langdurige cirrose gerelateerd aan chronische hepatitis C, vette leverziekte of chronisch alcoholgebruik, kan ook leiden tot hepatocellulair carcinoom. Het risico is lager bij primaire biliaire cholangitis dan bij andere vormen van cirrose. Symptomen Diagnose
Het vroegtijdig opsporen van hepatocellulair carcinoom is moeilijk omdat de symptomen in het begin niet veel aanwijzingen geven. Als een arts een vergrote lever voelt of als een beeldvormende test tijdens een onderzoek voor andere doeleinden een massa in het rechterbovengedeelte van de buik ontdekt, kan de arts deze kanker vermoeden, vooral bij mensen met langdurige cirrose. Dankzij screeningprogramma's kunnen artsen deze kanker echter vaak opsporen voordat de symptomen zich ontwikkelen. Als hepatocellulair carcinoom wordt vermoed, wordt het volgende gedaan:
Als de diagnose nog steeds onduidelijk is, kan een leverbiopsie (het verwijderen van een klein stukje leverweefsel met een naald voor onderzoek onder een microscoop) de diagnose bevestigen. Om de kans op het verkrijgen van kankerweefsel te vergroten, maken artsen vaak gebruik van ultrasonografie of CT-scan om de plaatsing van de biopsienaald te begeleiden. De kans op bloedingen of andere verwondingen tijdens een leverbiopsie is meestal klein. Stagering De kanker wordt geclassificeerd van stadium I (een enkele tumor die niet is uitgezaaid) tot stadium IV (uitgezaaid naar andere delen van het lichaam). De stadia helpen artsen bij het bepalen van de behandeling en het inschatten van de overlevingskansen. Screening Behandeling
De behandeling van hepatocellulair carcinoom hangt af van de omvang van de kanker. Kleine tumoren die zich beperken tot de lever kunnen worden behandeld met levertransplantatie. Alleen levertransplantatie of operatieve verwijdering van de kanker biedt hoop op genezing. Als de kanker echter operatief wordt verwijderd, komt deze vaak terug. Ook is het bij mensen met levercirrose soms niet mogelijk om de kanker te verwijderen omdat hun lever te veel beschadigd is. Wanneer een transplantatie of operatie niet mogelijk is of wanneer mensen op een levertransplantatie wachten, kunnen behandelingen worden toegepast die zich richten op de tumor en de gebieden eromheen. Deze behandelingen kunnen de groei van de kanker vertragen en de symptomen verlichten. Artsen kunnen bijvoorbeeld een chemische stof die kankercellen vernietigt in de bloedvaten naar de kanker injecteren. Of ze kunnen behandelingen gebruiken die energie op kankercellen toepassen en ze zo vernietigen. Drie van dergelijke behandelingen zijn:
Deze behandelingen vernietigen echter niet alle kankercellen. Medicijnen voor chemotherapie kunnen in een bloedvat worden geïnjecteerd dat de tumor van bloed voorziet (dit wordt chemoembolisatie genoemd). Medicijnen voor chemotherapie kunnen bijvoorbeeld in een ader of in de leverslagader worden geïnjecteerd. Door chemotherapiemedicijnen rechtstreeks in de leverslagader te injecteren, wordt een grote hoeveelheid van de medicijnen rechtstreeks aan de kankercellen in de lever afgegeven. Het chemotherapiemedicijn sorafenib is effectief tegen hepatocellulair carcinoom. Andere chemotherapiemedicijnen (bijvoorbeeld lenvatinib, regorafenib) en sommige combinaties die immuuntherapiemedicijnen kunnen bevatten (bijvoorbeeld tremelimumab plus durvalumab, of atezolizumab plus bevacizumab) worden nu gebruikt bij sommige mensen met deze kanker. Prognose Preventie Bronnen:
|