Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
(Zie ook Overzicht van infecties bij pasgeborenen en Rodehond bij oudere kinderen en volwassenen). Als een baby met rodehond wordt geboren, wordt de infectie congenitale rodehond genoemd. Bij congenitale rodehond geeft een vrouw die besmet is tijdens de eerste 12 weken van de zwangerschap het virus door aan de foetus via de placenta (het orgaan dat de foetus van voeding voorziet). Deze infectie bij de foetus kan vroeggeboorte, miskraam, doodgeboorte of meervoudige, ernstige geboorteafwijkingen veroorzaken. Hoe vroeger in de zwangerschap de infectie optreedt, hoe groter het risico op ernstige afwijkingen. Congenitale rodehond is zeldzaam in de Verenigde Staten omdat vaccinatie tegen rodehond routine is geworden. Symptomen Baby's die overleven, kunnen meerdere aangeboren afwijkingen hebben. Deze aangeboren afwijkingen worden congenitaal rubellasyndroom (CRS) genoemd. De meest voorkomende symptomen van congenitaal rubellasyndroom bij pasgeborenen zijn:
Minder vaak voorkomende symptomen zijn blauwe plekken of andere huidvlekken en vergrote lymfeklieren. Diagnose
Zwangere mensen worden routinematig gescreend met een bloedtest vroeg in de zwangerschap om te bepalen of ze antilichamen tegen rodehond hebben. Als er antistoffen tegen rodehond in hun bloed worden gevonden, worden ze als immuun beschouwd. Als er geen antilichamen worden gevonden, zijn ze niet immuun. De test wordt herhaald bij zwangere mensen die symptomen van rodehond ontwikkelen. Artsen testen ook keel-, neus- of urinemonsters om vast te stellen of een zwangere het rodehondvirus heeft. Foetussen kunnen voor de geboorte gediagnosticeerd worden door het vruchtwater of hun bloed te testen. Pasgeborenen bij wie congenitaal rubellasyndroom wordt vermoed, moeten bloedtesten ondergaan om de hoeveelheid antilichamen te meten en er kunnen monsters worden genomen en getest om het virus op te sporen. Andere onderzoeken bij de pasgeborene kunnen een ruggenmergpunctie en röntgenfoto's van de botten zijn om te zoeken naar afwijkingen veroorzaakt door congenitaal rubellasyndroom. Bij pasgeborenen moeten ook de ogen en het hart grondig worden onderzocht. Behandeling
Er is geen specifieke behandeling beschikbaar. Ondersteuning en zorg voor een pasgeborene met congenitaal rubellasyndroom variëren afhankelijk van de omvang van de problemen van de pasgeborene. Kinderen die meerdere complicaties hebben, moeten in een vroeg stadium worden behandeld door een team van specialisten. Preventie Rodehond kan worden voorkomen door vaccinatie. In de Verenigde Staten moeten zuigelingen een gecombineerd vaccin tegen mazelen, bof en rodehond (MMR) krijgen. De eerste dosis wordt op de leeftijd van 12 tot 15 maanden gegeven en de tweede dosis op de leeftijd van 4 tot 6 jaar. (Zie ook Vaccinatieschema's voor kinderen). Mensen die zwanger kunnen worden (maar momenteel niet zwanger zijn) en die niet immuun zijn voor rodehond (gebaseerd op een bloedtest) of die nooit het MMR-vaccin hebben gekregen, moeten ten minste 1 dosis van het MMR-vaccin krijgen. Na vaccinatie mogen mensen gedurende 28 dagen niet zwanger worden vanwege mogelijke schade aan een foetus. Zwangere mensen die niet immuun zijn voor rodehond moeten iedereen die rodehond heeft vermijden en vervolgens onmiddellijk na de bevalling het vaccin krijgen, zodat ze immuun zijn tijdens eventuele volgende zwangerschappen. Mensen kunnen niet worden gevaccineerd tijdens de zwangerschap omdat het vaccin levend virus bevat dat de foetus kan besmetten. Vanwege dit risico moeten alle mensen die zwanger kunnen worden en die het rodehondvaccin krijgen, ervoor zorgen dat ze minstens 28 dagen na de vaccinatie niet zwanger worden. Bronnen:
|