Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals.
Oorzaak Acute dyspepsie kan kort optreden na inname van:
Sommige mensen met een hartaanval of instabiele angina pectoris (coronaire ischemie) kunnen ook alleen een gevoel van dyspepsie hebben, in plaats van pijn op de borst. Voor terugkerende dyspepsie zijn de meest voorkomende oorzaken:
Vertraagde maaglediging is een situatie waarbij voedsel abnormaal lang in de maag blijft. Een vertraagde maaglediging wordt gewoonlijk veroorzaakt door een aandoening (zoals diabetes, een bindweefselaandoening of een neurologische aandoening) die de zenuwen naar het spijsverteringskanaal aantast. Angst op zich veroorzaakt geen dyspepsie. Angst kan dyspepsie echter soms verergeren doordat de persoon zich meer zorgen maakt over ongewone of onaangename gewaarwordingen, zodat kleine ongemakken zeer verontrustend worden. Bij veel mensen vinden artsen geen afwijking tijdens een lichamelijk onderzoek of nadat ze in de slokdarm en maag hebben gekeken met een flexibele kijkbuis (bovenste endoscopie) of nadat ze beeldvormend onderzoek of laboratoriumtests hebben gedaan. In dergelijke gevallen, die niet-ulcerendyspepsie (functionele dyspepsie) worden genoemd, kunnen de symptomen van de persoon te wijten zijn aan een verhoogde gevoeligheid voor gewaarwordingen in de maag of aan darmsamentrekkingen. Evaluatie Waarschuwingssymptomen
Wanneer naar de huisarts Mensen met dyspepsie en een of meer van de andere waarschuwingssignalen moeten binnen een paar dagen tot een week naar de dokter. Mensen met terugkerende dyspepsie en geen waarschuwingssignalen moeten op een gegeven moment naar de dokter, maar een vertraging van een week of zo kan geen kwaad. Wat doet de arts De anamnese is gericht op het verkrijgen van een duidelijke beschrijving van de symptomen, inclusief of ze plotseling of chronisch zijn. De arts moet weten wanneer en hoe vaak de klachten terugkomen, of er slikproblemen zijn en of de klachten alleen optreden na het eten, drinken van alcohol of het innemen van bepaalde medicijnen. Artsen moeten ook weten welke factoren de symptomen verergeren (met name inspanning, bepaalde voedingsmiddelen of alcohol) of juist verlichten (met name eten of het innemen van maagzuurremmers). Artsen vragen de persoon ook naar gastro-intestinale symptomen zoals anorexia, misselijkheid, braken, bloed braken (hematemesis), gewichtsverlies, of bloederige zwarte ontlasting. Andere symptomen zijn kortademigheid en zweten. Artsen moeten weten of bij de betrokkene een maag-darm- en/of hartaandoening is vastgesteld, of er sprake is van hartrisicofactoren (zoals hoge bloeddruk [hypertensie] of een te hoog cholesterolgehalte in het bloed [hypercholesterolemie]), en wat de resultaten zijn van eerdere onderzoeken die zijn gedaan en behandelingen die zijn geprobeerd. Het lichamelijk onderzoek geeft de arts meestal geen aanwijzingen voor een specifieke diagnose. Wel zoeken artsen naar tekenen van chronische ziekte, zoals een bleke huid, spier- of vetweefsel dat wegkwijnt (cachexie), of vergeling van ogen en huid (geelzucht). Ze doen ook een rectaal onderzoek om bloed op te sporen. Artsen zullen mensen met dergelijke abnormale bevindingen eerder een test aanraden. Mogelijke onderzoeken zijn:
Vanwege het risico op kanker kijken artsen meestal in de slokdarm en maag met een flexibele buis (bovenste endoscopie) bij mensen die ouder zijn dan 60 jaar en bij jongere mensen met waarschuwingssignalen. Jongere mensen die geen andere symptomen dan dyspepsie hebben, worden vaak behandeld met zuurblokkerende geneesmiddelen. Als deze behandeling geen succes heeft, doen artsen meestal een endoscopie. Mensen met symptomen van acute coronaire ischemie, vooral degenen met risicofactoren, moeten naar de spoedeisende hulp voor een onmiddellijke evaluatie, met inbegrip van elektrocardiografie (ECG) en bloedonderzoek naar schade aan de hartspiercellen. Mensen met chronische, aspecifieke symptomen moeten een bloedonderzoek ondergaan. Als de resultaten van het bloedonderzoek abnormaal zijn, overwegen artsen aanvullend onderzoek (zoals beeldvormend onderzoek of endoscopie). Sommige artsen bevelen screening op Helicobacter pylori-infectie aan met een ademtest of een test van een ontlastingmonster. Artsen doen slokdarmmanometrie en pH (zuurgraad)-onderzoek bij mensen die nog steeds refluxklachten hebben nadat ze een bovenste endoscopie hebben ondergaan en 4 tot 8 weken een protonpompremmer (PPI) hebben gebruikt. Soms is een afwijking die tijdens het onderzoek wordt gevonden (zoals gastritis of gastro-oesofageale refluxziekte) niet de oorzaak van de dyspepsie van de persoon. Artsen weten dit pas wanneer de aandoening verdwijnt, maar de symptomen van dyspepsie niet. Behandeling Bij mensen die geen specifieke aandoening lijken te hebben, proberen artsen vaak een behandeling met zuurblokkerende geneesmiddelen (zoals protonpompremmers of histamine-2 [H2] blokkers) of geneesmiddelen die zweren bestrijden door de hoeveelheid slijm in de maag te verhogen (cytoprotectieve middelen). Als alternatief kunnen artsen een geneesmiddel geven dat de spieren van het spijsverteringskanaal stimuleert (prokinetische geneesmiddelen, zoals metoclopramide en erytromycine). Artsen kunnen sommige mensen een antidepressivum voorschrijven.
Bronnen:
|