Het onderstaande is de letterlijke vertaling van de online versie van de Merck Manual, consumer version. Lees meer over de Merck Manuals. Veel mensen die ondervoed zijn of die ernstig ziek zijn, hebben aanvullende voeding nodig (voedingsondersteuning). Kunstmatige voeding, waarbij commerciële voedingsmengsels worden gebruikt in plaats van voedsel, is een veel voorkomende vorm van voedingsondersteuning. Voedingsondersteuning is bedoeld om de hoeveelheid vetvrije lichaamsmassa te behouden of te vergroten. Meestal worden calorieën en vitaminen en mineralen toegediend. Voedingsstoffen worden waar mogelijk via de mond toegediend, idealiter als gewone voeding. Als mensen aarzelen om te eten, kunnen de volgende strategieën hen soms helpen om regelmatiger te eten:
Voor sommige mensen zijn deze strategieën echter niet voldoende. Deze strategieën helpen bijvoorbeeld niet mensen die niet kunnen eten vanwege verwondingen of andere lichamelijke problemen (zoals moeite met slikken) of die moeite hebben met het opnemen van voedingsstoffen. Deze mensen kunnen voedingsondersteuning nodig hebben. Voedingsondersteuning omvat het volgende:
Bij sondevoeding gaan de voedingsstoffen rechtstreeks naar de maag of de dunne darm. Bij intraveneuze voeding komen de voedingsstoffen rechtstreeks in de bloedbaan terecht. Als mensen stervende zijn of vergevorderde dementie hebben, wordt kunstmatige voeding meestal niet aanbevolen. Voedingsbehoeften bepalen (Zie ook Voedingsbehoeften) Voordat met voedingsondersteuning wordt begonnen, moeten artsen eerst de hoeveelheid en de mix van voedingsstoffen bepalen die de persoon nodig heeft. Mensen hebben een bepaalde hoeveelheid voedingsstoffen nodig voor energie, die wordt gemeten in calorieën. Het aantal calorieën dat mensen nodig hebben varieert afhankelijk van het volgende:
De mix van voedingsstoffen bestaat meestal uit koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen, mineralen, vezels en vloeistoffen. Meestal schatten artsen of voedingsdeskundigen (bijvoorbeeld diëtisten) die nauw samenwerken met artsen de behoeften van de persoon met behulp van vergelijkingen op basis van het gewicht, de lengte, de leeftijd, het geslacht en het activiteitenniveau van de persoon. Artsen passen de behoeften aan als de persoon een aandoening heeft waardoor de behoefte aan calorieën en eiwitten toeneemt, zoals een ernstige ziekte, nierfalen waarvoor dialyse nodig is, een infectie, een verwonding of een recente operatie, of als de persoon ouder is dan 70 jaar. Sommige centra gebruiken een speciale techniek om een nauwkeurigere schatting te krijgen. Deze techniek, indirecte calorimetrie genoemd, meet hoeveel zuurstof er wordt ingeademd en hoeveel koolstofdioxide er wordt uitgeademd - een indicatie van hoeveel energie het lichaam gebruikt. Voedingsondersteuning controleren
Een toename in spierkracht duidt op een toename in spiermassa en dus op een verbeterde voedingstoestand.
Bronnen:
|